IN LUISTEREN DIENEN

20 VII 2025

Luis­teren gaat aan spreken vooraf zoals gehoor geven aan handelen. Dit blijkt alleen al uit het bezoek dat Abraham krijgt (cf. Gn 18,1-10) en ook Martha en Maria (cf. Lc 10,38-42).

Drie vreem­de­lingen, die zich bij Abraham aandienen, zwijgen en laten zich de gast­vriend­schap van hun gast­heer wel gevallen.

Terwijl Marta de gast­vrij­heid jegens Jesus en de andere gasten betracht, zwijgt haar zuster Maria en luis­tert naar de Heer.

De uitno­di­ging het Woord van God te beluis­teren en het te over­wegen en zo Zijn wil te zoeken en te vinden is ook aan ons gericht om eerst nadien tot handelen over te gaan, ofschoon geloven in enen al handelen zou behoren te zijn; geloof immers is uit het gehoor en blijkt terstond in de praktijk.

Geloven vereist doen en handelen, al bereikt niet iedereen dit ideaal zoals ogen­schijn­lijk Maria minder dan haar zuster Marta.

I

Had Abraham God niet steeds vertrouwd en had de Heer hem dat niet als gerech­tig­heid aange­re­kend (cf. Gn 12,1-3; Heb 11,8)?

De Heer had de schoot van zijn vrouw gesloten gehouden. Sara had ermee inge­stemd (en daartoe zelfs uitge­no­digd) dat Abraham zou slapen met diens Egyp­ti­sche slavin Hagar, opdat toch een kind geboren zou worden – Ismael (cf. Gn 16,1-4.11).

Op het heetst van de dag verschijnen drie vreem­de­lingen bij de tent van Abraham en onmid­del­lijk onthaalt hij hen vorstelijk.

‘Hij boog diep voor hen en zei: “Wees zo welwil­lend, Heer, uw dienaar niet voorbij te gaan – ik zal water halen om uw voeten te wassen, ik zal brood voor u halen om u te sterken.”’ Een kalf laat Abraham bereiden; kaas en melk zet hij hun voor.

‘Terwijl zij aten, bleef hij bij hen staan’ – dienaar van de gastvriendschap.

Beur­te­lings spreekt de Schrift hier in enkel­voud (één persoon) en in meer­voud (drie personen) – in de chris­te­lijke traditie uitge­legd als ‘God Die langs komt, de ene in drie Personen’, ‘de door­gang van Gods aanwe­zig­heid’, de drie­vul­dige God, de Heilige Drie-eenheid’. Aan deze gebeur­tenis herin­nert ikonisch de ikoon van Andrei Rublev uit waar­schijn­lijk 1410: drie heilige engel­ach­tige personen elegant neer­ge­zeten aan een tafel met wit laken met daarop in het midden een drink­bo­kaal. Daar­over maakt de middelste van de drie, die ook door kleding de aandacht trekt, een zege­nend gebaar.

De drie gasten verbreken hun zwijgen.
‘Toen vroegen ze hem: “Waar is Sara, uw vrouw?”’
‘Toen zei de bezoeker: “Over een jaar kom ik weer bij u. Dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben.”’

Abraham had de Heer geloofd dat zijn nage­slacht groot zou zijn als de sterren aan de hemel ondanks de dorheid van Sara’s schoot. En nu zal zijn vertrouwen in luis­teren worden bevestigd.

II

Jesus bezoekt de zusters Marta en Maria in haar huis in Bethanië nabij Jerusalem, waar­heen Hij op weg is.

Maria zet zich aan Jesus’ voeten en luis­tert naar Hem als een van Zijn leer­lingen. Marta is druk in de weer met de betrach­ting van gast­vrij­heid. Zij slooft, doet en bedient.

Even komt ze bij Jesus staan en de toehoor­ders aan Zijn voeten.

‘Heer, laat het U onver­schillig dat mijn zuster mij alleen laat bedienen?’

‘Marta, Marta, wat maakt gij u bezorgd en druk over veel zaken, terwijl [nu] maar één zaak nodig is.’

In het bijzijn van de hoofd­gast en de anderen berispt de ene zuster de andere. Maar Jesus gaat in haar terecht­wij­zing niet met haar mee. Hij zegt volgens de tradi­ti­o­nele vertaling:

‘Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet worden ontnomen.’

Gewoon­lijk worden figuren als Marta en Maria – en ook apos­telen als Petrus en Joannes – tegen­over elkaar geplaatst als het hande­lende type en het beschou­wende type, aldus gestalte gevend aan de vita activa en de vita contem­pla­tiva, ofschoon voor iedereen wellicht de vita in contem­pla­tione – leven in blij­vende beschou­wing – het best zou zijn. Maar met die tegen­stel­ling wordt toch geen recht gedaan aan derge­lijke typen als persoon. In de verge­lij­king tussen de beide zusters wordt aan Marta te kort gedaan. In de Griekse tekst staat niet dat Maria het betere deel heeft gekozen, maar eenvou­digweg het goede deel, dus zonder verge­lij­king. Wij leven zowel van het hemelse als van het dage­lijkse brood. Wat Marta doet is niet minder dan hoe Maria zich gedraagt. Beide levens­hou­dingen zijn gelijk­waardig maar wel in de door Jesus gezegde volg­orde. Wij zijn geze­gend met de Marta’s op deze wereld, hoe anders zouden de Maria’s onder ons in leven blijven? Ik spreek uit eigen ervaring.

Het goede deel kiezen wijst naar de dank-bede bij de Joden jegens de Eeuwige te mogen verkeren in het studeer­ver­trek of de syna­goge en niet in het theater of het circus. Vanwaar? Het goede deel in elk leven is te zitten aan de voeten van de rabbijn om met hem de heilige Schriften te lezen, te bestu­deren en te veror­beren als de eeuwig blij­vende voeding.

Jesus, de grootste rabbijn die het Jodendom heeft voort­ge­bracht, komt bij de beide zusters op bezoek; Hij onder­breekt de reis op weg naar Zijn intocht in Jerusalem, gevolgd door over­le­ve­ring en lijden, dood en verrij­zenis. Even maar is Hij in Bethanië. Klaar­blij­ke­lijk is Lazarus niet thuis. Anders zou hij volgens de zeden van die dagen zijn vriend Jesus als eerste hebben begroet. Tegen de gewoonte van die tijd in schroomt de Heer niet even­goed het huis van de drie verwanten te betreden en Zijn onder­richt over de Bijbel en de wijs­heid van de Heer te schenken.

Hoe gewaar­deerd het werk van Marta ook is – het verzorgen van de heden zo genoemde ‘inwen­dige mens’, nu op dit ogen­blik in de heils­ge­schie­denis begrijpt Maria onmid­del­lijk zich beter toe te voegen aan de intieme kring van de leer­lingen en naar de Heer te luis­teren dan haar zuster Marta te helpen in de huis­hou­ding. Leven wij niet allen het eerst van het woord dat komt uit Gods mond, althans zijn wij daartoe niet altijd voor­aleer uitgenodigd?

III

Luis­teren en dan doen in dienen van God en de ander. Paulus leert ons dat zulks meteen verkon­digen inhoudt (cf. Kol 1,24-28). Dat kan in woord en schrif­tuur dan wel in hande­ling en daad – al naar gelang het verkregen talent het ene meer dan het andere.

‘Ik verheug mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lijdend lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de beproe­vingen van de Christus ten bate van Zijn lichaam, de Kerk.’

Aan Christus Zelf als hoofd ontbreekt aan Zijn lijden niets. Dit tot gerust­stel­ling van protes­tanten. De verheer­lijkte Heer heeft ons volledig vrij gekocht en verzoend met de Vader. Maar het lichaam van Christus is blij­vend opge­roepen Hem na te volgen – ook in het lijden, opdat de Chris­tus­ge­meen­schap, die niemand uitsluit maar allen insluit, werke­lijk Christus de brui­degom als bruid waardig kan worden – te  meer gelet op de binnen­voe­ring in de Kerk van de heidenen van toen en de gese­cu­la­ri­seerden van nu.

Paulus is Christus’ dienaar geworden en moet nu verkon­digen, opdat hij zelf en de anderen handelen. Hij het eerst en de anderen hem volgend.

Wij allen zijn chris­tenen als gedoopten. Onze opdracht is het te luis­teren naar het Woord van God, Jesus de verheer­lijkte Heer, maar ook in enen zo het lukt te handelen – in woord en daad (de ene meer in woord, de andere meer in daad. Zo elkaar aanvul­lend, elkaar ontziend, elkaar gunnend, elkaar vrij latend in de gebon­den­heid met Christus. Aldus nemen we samen verant­woor­de­lijk­heid voor Kerk en samen­le­ving tot opbouw van beide om ons zelf en elkaar en zo de wereld te verbe­teren tot eer van God onze Schepper die ons de schep­ping in beheer heeft gegeven.

20 VII 2025
(Zondag XVI door het jaar C Frie­zen­kerk Rome)