PINKSTEREN

7 V 2024

'Kom, Heilige Geest, vervul de harten van Uw gelo­vigen en ontsteek in hen het vuur van Uw liefde. Zend Uw Geest uit en alles zal worden herschapen. En Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.' Zo baden we vroeger op school voor elke les. En dan volgde de bede het verstand te verlichten en ware wijs­heid en vertroos­ting te schenken.

Het omgaan met de Heilige Geest was toen vanzelf­spre­kend en tame­lijk concreet. In het huidige tijd­perk van de beper­king tot het verstand en van alleen proef­on­der­vin­de­lijk­heid is voor velen de Geest Gods uit het zicht geraakt. En die velen weten niet meer dat de Heilige Geest bestaat (cf. Hnd 19,2). Niet­temin is Pink­steren, de vijf­tigste dag van Pasen, het hoog­feest van de Heilige Geest en tevens de geboor­tedag van de Kerk.

De Geest Gods, uitge­stort met Pink­steren, is Dezelfde als de Geest Die eertijds over de wateren voer en als levens­adem in de mens werd geblazen (cf. Gn 1,2;2,7). Hij is Dezelfde Die Maria heeft over­scha­duwd om het Woord van God mens te doen worden (cf. Lc 1,35; Jo 1,14). Hij is de Geest Die Jesus als Helper heeft beloofd met de woorden (Jo 16,7-8): 'Het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel heenga, zal Ik Hem tot u zenden. Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het over­tui­gend bewijs leveren van wat zonde, gerech­tig­heid en oordeel is.' Hij is de Geest Die lief­des­adem is, verzin­ne­beeld als vuur of wind, hand van God, zalving, zegel, licht, duif, wolk. Hij is de Geest Die goeder­tieren is en ons geleidt langs effen paden (cf. Ps 143,10). En Zijn gaven zijn zeven­voud, zoals Jesaja (cf. 11,1-2) ons onder­richt: wijs­heid en inzicht, beleid en sterkte, kennis en ontzag en bovenal liefde.

Eertijds bij de bouw van de toren van Babel spraken de mensen dezelfde taal. De toren moest tot in de hemel reiken en zo het gezag van God evenaren. Voor straf voor hun hoog­moed deed de Heer hen in verwar­ring geraken en zij konden elkaar niet meer verstaan en moesten de bouw daarom staken. (Cf. Gn 11,1-9)

Het omge­keerde geschiedde met Pink­steren bij het in deemoed wachten op de Heilige Geest (Hnd 2,1-11):

'Plot­se­ling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak […] en er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neer­zette. En allen werden vervuld van de Heilige Geest en ze begonnen te spreken in vreemde talen, naar gelang de Geest hun te vertolken gaf […] Wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.'

In het midden mag blijven of Petrus met de elf nu werke­lijk vreemde talen sprak dan wel of hij zich uitte in zijn eigen taal van Galilea die door de toehoor­ders als in hun eigen taal werd beluis­terd. Stellig betrof het de taal van het hart, de taal van de liefde die communiceert.

Al op de eerste dag van Pasen -- we memo­reren dat heden op de vijf­tigste dag -- wenst de uit de dood opge­stane, verheer­lijkte Heer de leer­lingen tot twee keer toe Zijn vrede en zegt (Jo 20,21-23): 'Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.' Voorts blaast Hij over hen en vervolgt: 'Ontvangt de Heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven.

Wier zonden gij niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven.' Daarmee kondigde Hij het sacra­ment van Verzoe­ning (Biecht) aan. Aan het kruis reeds, toen Jesus' zijde werd door­boord en daaruit water en bloed vloeiden, toonden zich de sacra­menten van Doop en Eucharistie.

Maar niet alleen het terug­keren naar de hemel van de Zoon en het Zich neer­zetten aan de rechter hand van de Vader paart zich aan de zending van ons allen, maar dat doet ook de uitstor­ting van de Heilige Geest vandaag, wanneer de Kerk werke­lijk aanvangt onder leiding van diezelfde Geest -- met Christus als oersa­cra­ment, de Kerk als grond­sacra­ment en de daaruit voort­ko­mende zeven afzon­der­lijke sacra­menten. Het is de Kerk als het Lichaam van Christus, als de Bruid van Christus, waarvan Maria het beeld is. Daarom heeft paus Fran­ciscus (decreet van 11 II 2018) de dag na Pink­steren uitge­roepen tot memoria van de Maagd Maria als Moeder van de Kerk.

Daarom bidden we tot God de Vader (cf. Prefatie van Pink­steren): 'Aan hen die door de gemeen­schap met Uw Zoon Uw kinderen zijn geworden, heb Gij op deze dag de Heilige Geest geschonken om het Paas­mys­terie te voltooien. Hij was met Uw Kerk op het eerste Pink­ster­feest. Alle volkeren heeft Hij de ware God doen kennen, alle talen heeft Hij één gemaakt in de belij­denis van hetzelfde geloof.'

Hoe te leven naar de Geest? Die vraag geldt voor altijd, telkens weer opnieuw.

Aller­eerst belooft de Heilige Geest Zelf de zwak­heid die ons aankleeft tege­moet te komen (cf. Rom 8,26-27): Wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar Hij Die de harten door­grondt weet dat wel en pleit voor ons naar Gods bedoe­ling. Het is de Geest Die ons ook heden kan doen belijden (cf. 1 Kor 12,3-7): 'Jesus is de Heer.' Het is de Geest Die ons doet inzien dat er verschil­lende gaven zijn maar één Geest. Hij is het Die steeds opnieuw gemeen­schap sticht en ieder van ons talenten schenkt tot welzijn van allen.

Hoe de Geest van God te vinden in de zo genaamde onder­schei­ding der geesten? 'Wij moeten niet verwaand zijn en elkaar niet voort­du­rend tarten en benijden […] Want wie meent iets te bete­kenen, terwijl hij niets is, bedriegt zich­zelf.' (Gal 5,26;6,3)

Wat de zelf­zucht wil, strijdt met de Geest (Gal 5,22): 'De vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vrien­de­lijk­heid, goed­heid, trouw, zacht­heid, ingetogenheid.'

Het chris­te­lijke geloof is nooit exclu­sief maar kan alleen gedeien als inclu­sief. Niet allen is de gave van het geloof toebe­deeld. Maar zij die geroepen zijn behoren daarvan te getuigen en niet in angst of lauw­heid terug te leunen. De getui­genis vangt aan met te doen wat het geloof leert. En dat even bescheiden als fier, in persoon­lijke open­heid met ontzag jegens elke andere mens.

(Frie­zen­kerk Rome)