LEEFT WAT U LEERT

5 XI 2023

I

'Doet en onder­houdt alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen ze niet naar hun woorden.' (Mt 23,3)

Jesus spreekt hier over de Schrift­ge­leerden en de Fari­zeeërs, maar zouden Zijn woorden niet even­zeer onze leiders in Kerk en wereld kunnen gelden? Ten minste als verma­ning? Want wie niet leeft wat hij leert, verliest elk gezag. Zijn macht taant en zijn auto­ri­teit bete­kent niets meer.

Wat in het groot gebeurt, gebeurt ook in het klein. Wij alle­maal zijn in eigen leven zowel volger als leider, zowel knecht als baas, zowel onder­ge­schikte als boven­ge­schikte -- hope­lijk niet meer in het gezin, maar dan toch op het werk, in de sport en anders­zins en zo ook in de Kerk.

Jesus' les is zo voor iedereen bestemd. Want overal komt het misbruik van macht voor.

Wij alle­maal hebben als taak hetgeen we zeggen en hetgeen we doen te laten samen­vallen. Niets is onge­loof­waar­diger dan met de mond iets te belijden en zich vervol­gens zelf niet daaraan te houden.

En voor ons allen gaat op, wat Jesus destijds Zijn toehoor­ders voor­hield naar aanlei­ding van het gedrag van de leiders van toen (Mt 23,5-7): 'Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebeds­riemen breed en hun kwasten groot, ze zijn belust op de ereplaats bij de maal­tijden en de voor­naamste zetels in de syna­gogen. Zij laten zich gaarne groeten op de markt en willen door de mensen "rabbi" worden genoemd.'

Zoals ons zeggen en ons doen bijeen behoren, zo ook ons uiter­lijk en ons inner­lijk. Ook hier gaat het om eerlijk­heid. Laat het uiter­lijk slechts het inner­lijk volgen en het inner­lijk zich in het uiter­lijk weer­spie­gelen. Wie bij het uiter­lijk blijft steken vervalt spoedig in opper­vlak­kig­heid en ijdel­heid en huiche­larij. En wat heilig lijkt is alleen schijn-heiligheid.

Leiding geven kan alleen echt gelukken in de bereid­heid dienst­baar te zijn, niet aan zich­zelf maar aan de ander, aan het alge­meen belang. Laat heersen dus louter dienen zijn. Meer niet.

II

Het Oude Testa­ment kent de pries­ter­stand, afkom­stig uit de stam Levi. Het Nieuwe Testa­ment kent de apos­telen die in de vroege Kerk al zijn opge­volgd door de bisschoppen. Waar de bisschop is, daar is de Kerk. Waar de Kerk is, daar is de bisschop. En zoals de apos­telen hun mede­wer­kers hadden in diakens en andere mannen en ook vrouwen, zo ook de bisschoppen nadien in pries­ters, diakens en andere mannen en ook vrouwen.

In de lezingen van deze zondag (XXXI A) krijgen vooral de gees­te­lijk leiders ervan langs toen en daarmee de cleri­cale stand nu, de zo genoemde ambt­dra­gers. Het betreft aller­eerst de verkon­di­ging en de nala­tig­heid daarvan. 'Voor u, pries­ters, geldt dit besluit', berispt de profeet Maleachi (2,1-2.8) in de eerste lezing van deze zondag: 'Wanneer gij niet luis­tert en u niet bekom­mert om de glorie van Mijn Naam, dan vervloek ik de zege­ningen die u gegeven zijn. Gij zijt van de weg afge­weken en hebt door uw lering velen laten struikelen.'

De verma­ningen die ons allen aangaan gelden gees­te­lijken in de hoogste vorm. Wijken zij zelf van de weg van het Evan­gelie af, dan vallen zij des te dieper. Daar­en­boven vangt elk spreken in luis­teren aan. En dus dienst­baar­heid in liefde met als heden telkens herhaalde uiting daarvan -- de barm­har­tig­heid die geen slap­heid betekent.

Ware barm­har­tig­heid paart zich altijd aan de gerech­tig­heid van binnen uit. 'Denkt erom', waar­schuwt Jesus (Mt 6,5): 'Beoe­fent uw gerech­tig­heid niet voor het oog van de mensen om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader Die in de hemel is.' En elders (Mt 23,13): 'Wee u, Schrift­ge­leerden en Fari­zeeërs, huiche­laars. Gij sluit het Rijk der hemelen af voor de mensen.

Zelf gaat gij daar niet binnen, terwijl gij hun die dat wel willen de toegang verspert.'

III

In de Kerk bestaat samen­hang tussen machts­mis­bruik en het door paus Fran­ciscus onaf­ge­broken bestreden cleri­ca­lisme -- een manier van denken en leven die verwant is aan hetgeen Jesus in Zijn tijd de gees­te­lijk leiders van Israel verweet.

De crisis in de Kerk vraagt om samen ons te bekeren en samen op weg te gaan. Dat heet heden­ten­dage het syno­dale proces met dit als uitgangs­punt: In de gemeen­schap van Christus dienen wij elkaar en wassen wij elkaar de voeten. Niemand stelle zich boven de een of de ander. Elkeen heeft zijn plaats. En ieder neemt zijn plaats in volgens zijn roeping, zijn talent, zijn moge­lijk­heid. Alleen zo bouwt een gemeen­schap zich op.

'De hoog­moed van de mens brengt hem verne­de­ring', leert de wijs­heid van het boek der Spreuken (29,23), 'maar de deemoe­dige verwerft aanzien'. God verne­dert de hoog­moe­dige en verheft de nede­rige. Blijven wij steken in het cleri­ca­lisme, dan gaat op wat de profeet Maleachi (2,9) ons verder vandaag voor­houdt: Dan zal Ik, de Heer, ervoor zorgen 'dat gij bij het gehele volk verguisd en versmaad wordt, omdat gij Mijn wegen niet hebt bewan­deld en in uw lering de mensen naar de ogen hebt gezien'.

Het is verstan­diger helder en klaar te spreken dan vaag en al te toege­vend, ook wanneer de streng­heid van het Evan­gelie de toehoor­ders minder welge­vallig zou zijn.

Doet eenvou­digweg wat u leert en zie af van ijdel­heid en opsmuk en sta slechts in de dienst van Christus. Het elkaar naar de ogen kijken is sowieso een verkeerde vorm van de gunst zoeken. Ander­zijds bedenken we ons dat een herder zonder kudde geen herder kan zijn en dat een kudde zonder herder zich verloopt in chaos.

Laat mij hier toch een mijn betoog ontkrach­tende kant­te­ke­ning te maken: In bij voor­beeld Latijns Amerika en misschien her en der in Rome zou het cleri­ca­lisme groot kunnen zijn. Maar mijns inziens weinig in Noord-West Europa waar menig pastoor zich alle moeite geeft zijn mede­gel­o­vigen, veelal in meer kerk­ge­bouwen, leiding te geven.

Die pries­ters verdienen geen draai om de oren maar veeleer bemoe­di­ging, nabij­heid en troost.

IV

Bij het huidige syno­dale proces worden alle gele­deren van de Kerk betrokken met het oog op gemeen­schap, parti­ci­patie en zending, maar deze ontwik­ke­ling nu gaat terug tot het Tweede Vati­caans Concilie met de uitspraken over de eigen roeping van de leek.

Niet alleen de klerken (clerici) maar ook de leken (laici) zijn tot heilig­heid geroepen; want hetgeen de ziel is in het lichaam, dat moeten alle chris­tenen als gedoopten zijn in de wereld (LG 30-38). Maar klerken blijven wel klerken en leken leken.

Paus Bergo­glio bestrijdt niet slechts cleri­ca­lisme bij clerici maar niet minder cleri­ca­lisme bij laici.

Hoe dan ook. We kunnen met dit alles op de achter­grond wel de klem­mende les van Jesus aan het slot van het Evan­gelie van vandaag gemak­ke­lijker begrijpen (Mt 23,8-12) : 'Laat u geen rabbi noemen.

Gij hebt maar één Meester en gij zijt allen broe­ders [en zusters] […] En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus. Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn. Alwie zich­zelf verheft, zal verne­derd en wie zich­zelf verne­dert, zal verheven worden.'

Alle­maal zijn wij tot dienst­baar­heid geroepen en tot niets anders.

Mogen wij allen daarom zo durven bidden met de Psal­mist (131,1-2): 'Mijn hart is niet hoog­moedig, Heer, mijn ogen kijken niet verwaand. […] Zoals een kind op moeders schoot, zo veilig voel ik mij bij U.'

(Homilie 5 XI 2023 Frie­zen­kerk Rome)