GEEN VERGELDING MAAR VERGEVING

29 X 2013
Frie­zen­kerk - Rome

I
Op 29 september viert de Kerk wereld wijd de aarts­en­gelen Michael, Gabriel en Raphael – een feest dat gewoon­lijk wijkt voor de zondag­vie­ring – dus vandaag. Zo niet in de Frie­zen­kerk die behalve aan de marte­laar Magnus is toege­wijd aan de aarts­engel Michael.
Wie zijn de engelen. Zij zijn de dienaren van God. Daarin komen zij overeen met ons mensen – met dit verschil dat de engelen zich steeds bewust zijn van hun dienst­baar­heid in tegen­stel­ling tot velen van ons, mensen.
Engelen zijn de dienaren van God, maar zij zijn in enen Zijn bood­schap­pers. Zij omringen steeds Christus – vanaf Zijn geboorte in de Kerst­nacht met het Gloria in excelsis Deo (Eer aan God in den hoge) (Lc 2,14) tot aan Zijn weder­komst, wanneer Hij zal verschijnen, 'verge­zeld van alle engelen' (Mt 25,31).
Wanneer wij de engelen vereren, brengen wij hulde aan Gods heer­lijk­heid. Door Christus huldigen de engelen Gods majes­teit. En met de engelen aanbidden wij God in de hemel, aan Wiens rechter hand de verheer­lijkte Heer Jezus Christus, na de reini­ging van de zonden aan ons mensen te hebben voltrokken, Zich heeft neer­gezet – 'ver verheven boven de engelen' (Heb 1,3-4).
Chris­te­lijk leven bete­kent in geloof deel nemen aan de geluk­za­lige gemeen­schap van engelen en mensen, vere­nigd in de drie-ene God. Hem bidden wij: 'Laten zij die in de hemel altijd in dienst­baar­heid voor U staan ons leven op aarde beschermen.' (Gebed van de dag)
De aarts­en­gelen vervullen elk hun eigen taak van dienst­baar­heid: Raphael verte­gen­woor­digt de gene­zing door God, Gabriel de kracht van God, Michael de bescher­ming door God. Hij is volgens het boek Daniel helper in de strijd (10,21), hoogst voor­name vorst (10,13), beschermer van Israel (12,1).

II
Gods bescher­ming door middel van Michael komt tot uiting in het altaar­stuk van de Frie­zen­kerk, in de acht­tiende eeuw geschil­derd door Niccolò Ricci­o­lini. [camera: altaarstuk]
De aarts­engel verschijnt, terwijl hij zijn zwaard in de schede zal steken. [camera: Michael bovenaan]
Op de bede van paus Grego­rius de Grote in de zesde eeuw heeft Michael toen – volgens de legende – in Gods naam de pest­epi­demie van Rome wegge­nomen. [camera: Grego­rius links halverwege]
Daartoe toonde de aarts­engel Michael zich boven het mauso­leum van keizer Hadri­anus, dat sedert­dien Enge­len­burcht wordt genoemd. [camera: klein bijna onderaan]
Naast Michael is de tweede patroon van de Frie­zen­kerk weer­ge­geven. [camera: rechts onderaan groot]
Magnus, bisschop van de Zuid-Itali­aanse stad Trani die evan­ge­li­seerde in Latium, vluchtte naar Rome wegens de vervol­gingen in zijn tijd – de derde eeuw – niet­temin om het leven gebracht en aldus als marte­laar vereerd.
In deze voor onze ogen wat al te verheven en thea­trale schil­de­ring uit de Barok voegen de eeuwen zich aaneen. Het altaar­stuk toont ons dat het Evan­gelie van Jezus Christus sinds 2000 jaar aan de mens­heid wordt verkon­digd en gepre­dikt blijft tot het einde van de wereld, wanneer nog eens (na het bijzon­dere oordeel onmid­del­lijk na onze dood) in de naam van de Heer Michael – naar de over­le­ve­ring – onze zielen zal wegen, zo veel­vuldig getoond in de beel­dende kunsten van de Middel­eeuwen. [camera: wegende Michael van Rogier van der Weyden in Beaune]

III
Dat wegen van twee schalen door Michael, die als Gods bode kijkt naar welke zijde het gewicht omtrent zonde oftewel gerech­tig­heid door­slaat, wijst terug naar het slechte dat wij in vrije wil doen en het goede dat wij – door Gods genade – zouden kunnen bewerkstelligen.
Wij leven in het tijd­perk waarin de westerse mens alle benul van zondig­heid heeft verloren.
'Zonde? Wat is dat?' 'Een foutje, zult u bedoelen – niet door mijn eigen schuld uiter­aard, maar door de omstan­dig­heden van mijn jeugd, mijn ouders, mijn school, de maat­schappij hooguit. Luis­tert u slechts naar de soci­o­logen en de psycho­logen van deze wereld.'
Zij verte­gen­woor­digen de alwe­tend­heid van de weten­schap, naar eigen inzicht althans, terwijl in werke­lijk­heid de weten­schap welis­waar een belang­rijk maar niet­temin beperkt deel van ons mense­lijke vermogen uitmaakt – weten­schap die de Kerk overi­gens altijd bevor­dert. Om het begrip daar­voor te bevor­deren behoeft men in het geheel niet geleerd te zijn, misschien zelfs gemak­ke­lijker maar niet. Hoe begrensd maakt ons, mensen, de weten­schap die slechts kan oordelen over hetgeen bere­de­neerd en ervaren – niet eens gewaar geworden – kan worden.
De weeg­schaal van de aarts­engel – symbool van het afwe­gende oordeel, ontsproten aan de traditie van de Kerk zoals aller­eerst de Bijbel maar voorts de geschriften van de kerk­va­ders en de kerk­le­raren en zelfs de uitbeel­dingen van de Christus-gelo­vige kunste­naars – brengt Michael's strijd in het midden, zoals verwoord in de Apoka­lyps (het boek Open­ba­ring) (12,7-12) – de strijd tussen goed en kwaad die terstond van doen heeft met waarden die normen voort­brengen, met moraal, met vorming van geweten.

IV
Michael en zijn hemelse heer­scharen hebben krijg gevoerd tegen de draak, de duivel, de twee­dracht­zaaier, de uit hoog­moed gevallen mach­tige engel, Lucifer genoemd. God had immers de engelen zoals de mensen een eigen wil gegund. En wie het hoofd hoog draagt en dus hoog­moedig, zal eerder of later vallen. Les, ook uit het gewone leven.
'Wee u, aarde en zee: De duivel is ziedend van woede; want hij weet dat zijn dagen zijn geteld.'
Eens zal het goede het kwade hebben over­wonnen. 'Ziet', had Jezus de apos­telen gerust gesteld, 'Ik ben met U alle dagen tot aan de volein­ding van de wereld (Mt 28,20). Het is onze eerste taak het slechte en daarmee de satan – de tegen­speler van Michael – in de strijd tussen goed en kwaad waak­zaam te onder­kennen. Wie belijdt dat kwaad niet bestaat en dat zondig­heid tegen­over God niet meer van deze tijd is, die geeft te meer ruimte aan versprei­ding van het kwaad, omdat het niet meer wordt herkend. Onze tweede taak is het met het goede het kwade te over­winnen (Rom 12,21). Dat wil zeggen: Nooit 'oog om oog, tand om tand', maar altijd 'bemint uw vijanden'. Nooit de vergel­ding als het laatste woord, maar altijd verge­ving. Niet de haat (het sata­ni­sche en satan) zal de palm wegdragen maar de liefde ( het godde­lijke en God). Ziet af van verne­de­rende vergel­ding en schenkt lief­de­volle verge­ving. Dat is Christus' bood­schap en die kan de voort­gaande verhar­ding van de Neder­landse maat­schappij enigs­zins keren. Acht niet om u zelf, maar geef acht op de anderen. Zoek niet u zelf, maar wees de dienaar van de anderen – voor Gods aangezicht.
Ten slotte gaat het om de lef van onze over­gave aan Christus – niet om het oog van de wereld maar om onze eigen diepste vrede in Hem, op Wie wij vertrouwen.
'Gij zijt de Zoon van God', belijdt Nata­nael in het Evan­gelie van heden (Jo 1,47-51) jegens Jezus Die Hem scherp antwoordt: 'Omdat Ik u zei dat Ik u onder de vijgen­boom had zien zitten, gelooft ge.'
Nata­nael als broeder van Thomas, genoemd de Onge­lo­vige, is onze broeder in het geloof. Ook wij willen eerst zien en dan geloven. 'Zalig evenwel die niet zien en toch geloven.' (Jo 20,29)
Dat is onze opdracht, niet minder dan die andere omtrent de onder­schei­ding van het kwaad en de over­win­ning van het kwaad.
Wij behoeven ons niet te schamen de voor­spraak van de aarts­engel Michael bij God aan te wenden en aldus te bidden:
'Aarts­engel Michael, verdedig ons in de strijd tegen de slecht­heid, wees onze bescher­ming tegen de kwaad­aar­dig­heid en de hinder­lagen van de duivel. Laat God hem berispen tot in de hel toe. In Gods kracht, versla de kwade en zijn trawanten – zij die in deze wereld uit zijn op de teloor­gang van onze zielen.' (Cf. Gebed van Leo XIII)