BEKERING
22 IX 2013
Thema van musica sacra - Maastricht
'En toen hebt Gij veranderd mijn rouwgang in een reidans, mijn sombere dracht ontgord en mij gekleed in vreugde.' (Ps 30,12 – in de Nederlandse overzetting van Ida Gerhardt)
Overgave aan de hoogste liefde doet droefheid in vreugde verkeren en wekt weerloosheid die alleen zuivering zoekt.
Zulks geschiedt bij inkeer die mogelijk ommekeer beduidt en in genade kan leiden tot bekering.
De aanvang is inkeer. Wij gaan bij ons zelf te rade en wegen ons leven – handelen en nalaten, daadkracht en ledigheid. Hoe denken we over ons zelf en hoe gedragen we ons jegens anderen? Wat betekent trouw in verbinding van huwelijk of vriendschap of collegialiteit? Hoe gaan we om met eigen gaven die beperkt zijn? Hoe met die begrensdheid die dus bescheidenheid inhoudt? Hoe staat het met gunnen aan anderen die andere talenten hebben, vooral als die groter zijn dan de onze?
In hoeverre zijn wij bereid in ons te laten doordringen dat de levensroeping bij uitnemendheid het dienen is? Dienstbaarheid immers is de roeping van elke mens.
Aldus overwegingen in het innerlijk – chaos bestrijdend en orde zoekend in eerlijkheid en in bereidheid de levensgang te heroverwegen en eventueel bij nader inzien te veranderen.
Achter dergelijke overdenkingen doemen andere vragen op. Wie is de mens? Waartoe leeft hij? Wat is de zin van ieders eigen leven? Welke is de persoonlijke levenstaak?
Moet ik mijn leven zo zeer veranderen dat die verandering ommekeer is?
Inkeer, ommekeer en bekering samen doen zich voor bij Maria Magdalena, zoals voorgesteld in het oratorium La Conversione di Maddalena van Giovanni Bononcini uit 1701. In een voorheen christelijk wereldbeeld, waaraan secularisering nog vreemd is en keuze tussen godsdiensten niet aan de orde (tenzij het overgaan van de ene christelijke tongval in de andere), leiden inkeer en ommekeer rechtstreeks naar bekering – en dan meteen grondig, waardoor bekering boete wordt en de keuze radicaal blijkt als plotselinge overgave van de wil waartoe het bekeringsverloop heeft gevoerd. De tweestrijd tussen de lijfelijke liefde en de geestelijke liefde, alsof die beide liefden niet samen zouden kunnen gaan. Voorts de aanmaningen van Martha – de zuster van Lazarus en Maria, met wie Magdalena volgens legende (cf. Legenda aurea) is vereenzelvigd (cf. Lc 10,38-42 & Jo 11,1-44), zoals zij ook volgens legende is vereenzelvigd met de veile vrouw die de voeten van Jezus balsemde en droogde met haar haren (cf. Lc 7,37-38).
Maria Magdalena, uit wie Jezus zeven duivels had uitgedreven (cf. Lc 8,2), als de zondares die haar bekering in onthouding en strengheid en woestijnomstandigheden gestalte zal geven en zo in boetedoening om uitwissing van zondenstraffen haar Heer, Die na Zijn verrijzenis als eerste van alle mensen aan haar was verschenen (cf. Mc 16,9-10), tegemoet te treden.