REFO 500

30 X 2010
Grote Kerk - Gouda

TERUG NAAR DE ENE KERK

Refor­matie – vergis­sing of vooruitgang?

Vergis­sing blijft mense­lijk en elke voor­uit­gang is tevens achter­uit­gang. En hervor­ming is altijd nodig. Ecclesia semper refor­manda (De Kerk moet zich altijd hervormen).

Terecht zette de Augus­tijner monnik Maarten Luther zich in voor de hervor­ming van de Kerk, zoals dat eerder de Domi­ni­caner pater Girolamo Savo­na­rola had gepoogd. De priester Desi­de­rius Erasmus pleitte onop­hou­de­lijk voor terug­keer naar de bronnen (ad fontes) – de Bijbel bestu­deren in de oorspron­ke­lijke talen. Adriaan VI, de paus uit Utrecht, beleed schuld omtrent de verloe­de­ring van de gees­te­lijk­heid – Luther en de zijnen smekend de hervor­ming binnen de ene Kerk van het westen te bewerk­stel­ligen en niet buiten haar om. Die schuld­be­lij­denis of boete­doe­ning is mense­lij­ker­wijze te laat gekomen. Daarmee blijft hervor­mingsdag tot de dag van heden in enen scheu­ringsdag. Viering dan wel herden­king niet alleen van hervor­ming maar tevens van scheu­ring. Blij­vende schen­ding van Christus' gelaat – De Zoon Gods Die blij­vend oproept dat Zijn volge­lingen één zijn, zoals Zijn Vader en Hij één zijn (cf. Jo 17,21).

Dage­lijks nog leert de Moeder­kerk van de van haar afge­scheiden mede­chris­tenen. Laten we even verwijlen bij de zo genoemde drie 'sola's':

Ad firmandum cor sincerum sola fides sufficit – zo dichtte volgens over­le­ve­ring Thomas van Aquino: 'Tot vergro­ting van eerlijk­heid van hart volstaat alleen geloof' (Schenk uw zinnen geen vertrouwen, slechts geloof versterk' uw geest). Niet zo zeer sola fide noch sola gratia scheiden ons nog werke­lijk van elkaar. Want zou een christen tot iets goed in staat zijn – katho­lieken hebben in dezen wat meer zelf­ver­trouwen dan protes­tanten – dat geschiedt dan toch altijd louter door gekregen genade. Anders staat het met sola Scrip­tura. Mede door de betrek­ke­lijk jonge traditie van het protes­tan­tisme is de gehele Bijbel nog meer onder de aandacht van alle gelo­vigen gebracht dan voor­heen, maar zonder de traditie als geheel – dus van twee­dui­zend jaar – is de Schrift niet te begrijpen. De Bijbel is ontstaan in de traditie van de nog jonge Kerk. Zij maakt daarvan dus deel uit. Bijbel en traditie zijn daarom niet van elkaar te scheiden. Vijtien­hon­derd jaren is de Bijbel uitge­legd en bestu­deerd alvo­rens het 31 oktober 1517 werd. Ook de traditie van protes­tante chris­tenen begint niet vijf­hon­derd jaar maar twee­dui­zend jaar geleden. Ook voor protes­tanten is het raad­zaam geschriften van de Kerk­va­ders uit de begin­tijd te overwegen.

Geloven doet de christen niet alleen. Hij bidt in zijn binnen­kamer en hij viert samen met anderen het Christus-mysterie. Hij schaart zich in de liturgie rond de tafel van het Woord en rond de tafel van brood en beker. Terwijl Rome meer het samen gemeen­schap zijn bena­drukt, beklem­toont de refor­ma­to­ri­sche over­le­ve­ring het alleen verant­woor­de­lijk zijn. Toch zou het hier om meer even­wicht moeten gaan. Laten we van beider tradi­ties leren. Een katho­lieke gelo­vige kan nooit zijn verant­woor­de­lijk­heid louter over­laten aan de hier­ar­chie van de Kerk. De leek heeft zijn eigen taak en kent zijn eigen door het geloof gevormde geweten. Omge­keerd staat de protes­tant gelo­vige niet alleen. De geschie­denis leert dat de scheu­ring van 1517 tot schier onaf­zien­bare volgende scheu­ringen heeft geleid. Ik herinner (nog eens) aan Karl Barth, van wie de verzuch­ting is opge­te­kend – 'drie calvi­nisten, weldra twee kerken'.

Daar­en­boven kan de Bijbel volgens mij niet worden gehan­teerd als bewijs­boek van hetgeen in de Ecclesia Romana niet en hele­maal niet deugt. Laten wij de Schrift over de nog bestaande Kerk­muren heen lezen als een door God geïn­spi­reerde boekerij en niet als een stroef wetboek van weten, waarin de ene tekst tegen­over de andere moet worden uitge­speeld. Ik spreek hier over mijn erva­ring met scho­lieren en studenten die mij in mijn eigen kerk in Rome nog steeds komen uitleggen welke dwalingen naar hun oordeel de Moeder­kerk begaat. Ook protes­tanten, stellig wanneer ze te gast zijn, zou enige beschei­den­heid passen. Het lijkt nog steeds, alsof de oeku­mene, voort­va­rend en onom­keer­baar voort­gezet sedert het Tweede Vati­caans Concilie niet door­dringt in het protes­tant-chris­te­lijke onderwijs.

Wij zouden moeten terug­keren naar de ene Kerk, waarin wij het ene Woord beluis­teren en ons metter­tijd zouden kunnen scharen rond de ene viering van dank­baar­heid – Eucha­ristie. De vroeg-chris­te­lijke Kerk reeds heeft vanuit het Eucha­ris­ti­sche lichaam van Christus het lichaam van de Kerk willen opbouwen. De rooms-katho­lieke spiri­tu­a­li­teit is even­zeer als de protes­tante betrokken op de Bijbel maar tevens op de sacra­menten en de Kerk als geheel.

'In Christus is de Kerk als het ware het sacra­ment', zo staat het in de opening van Lumen gentium, de dogma­ti­sche consti­tutie over de Kerk (1) van het Tweede Vati­caans Concilie, 'het teken en het instru­ment van de innige vere­ni­ging met God en van de eenheid van het gehele mense­lijke geslacht'. Christus als oersa­cra­ment bedient Zich van de Kerk als grond­sacra­ment, waaruit de voor de Moeder­kerk zeven sacra­menten voort­komen met als voor­naamste de twee die Rome met Refor­matie deelt: Doop en Eucha­ristie dan wel Avond­maal. De Kerk is bruid van Christus, lichaam van Christus. Tevens is zij gemeen­schap, instel­ling. Die twee facetten zijn onder­scheid­baar maar niet scheid­baar. De Kerk als teken, instru­ment, voer­tuig om Christus, het Licht van de volkeren (LG 1) gestalte te geven. Deze ecclesi­o­logie of kerk­leer zou ik hier ter over­we­ging de protes­tanten willen voorhouden.

Refor­matie – vergis­sing of voor­uit­gang? Wegens hervor­ming voor­uit­gang, wegens scheu­ring vergissing.