PRESENTATIE VAN HET BOEK "EEUWIGH GAAT VOOR OOGENBLICK"

30 III 2017
Boek­handel Heinen - 's-Herto­gen­bosch

Eeuwigh gaat voor Oogen­blick is het gesprekken-programma over zinge­ving dat in twee series door RKK/KRO-tele­visie is uitge­zonden. Met de ophef­fing van de RKK-zend­tijd is tevens deze rubriek beëindigd.

De titel van beide series is ontleend aan Joost van den Vondel. Het is zijn over­zet­ting van het in de Middel­eeuwen gang­bare gezegde Praes­tant aeterna caducis (Het eeuwige gaat het vergan­ke­lijke te boven).

De dichter troost in Kinder-lyck de moeder bij het sterven van haar kind door het dode kind zelf haar eraan te laten herin­neren dat deze wereld slechts 'dwer­relt' en voorbij gaat in een kort­stondig leven. Zij zou moeten bedenken dat haar kind nu boven 'leeft en zweeft als engeltje van het hemelrijk'.

Vanuit die over­we­ging -- laat de tijd de tijd, het is de eeuwig­heid die blijft -- zijn de gesprekken gevoerd, in een poging de gast voorbij de bezig­heden van alledag zich te doen uiten en zo van zich­zelf een klein portret te tonen dat, wars van de huidige tijds­geest, geen zier geeft om de waan van de week.

De eerste serie van zestien inter­views is uitge­zonden in  de seizoenen 1990-1992, de tweede serie van negen­tien gesprekken in de seizoenen 2011-2016.

In de eerste serie zijn de gesprekken dubbel zo lang als in de tweede; toen vijftig minuten, nu vijf­en­twintig. Naar deskun­digen berichten is de kijker heden ten dage niet meer in staat een forse gespreks­lengte aan te kunnen. Als gevolg daarvan zijn in verge­lij­king de huidige inter­views meer gefrag­men­teerd dan de vorige waarin een kalme gespreks­boog  zich heeft kunnen ontwik­kelen. Daar­en­tegen bevor­dert de betrek­ke­lijke snel­heid van gedachten-wisse­lingen nu het wellicht wakker bij het gesprek blijven van de toeschouwer.

Destijds zijn de inter­views gepro­gram­meerd geweest op de late avond, die van kort geleden in de late namiddag. Daarbij voegt zich dat de jongste serie steeds is uitge­zonden in de Kerst­tijd of in de Paas­tijd. Die hoog­feesten bepalen de sfeer van deze gesprekken.

In 1992 is bij uitge­verij Balans in Amsterdam een bunde­ling van zes gesprekken verschenen, nu in 2017 bij uitge­verij Adve­niat in Baarn een bunde­ling van zestien.

Bij het lezen van de hier gebun­delde gesprekken heb ik die herbe­leefd als ontmoe­tingen, nu op papier, die op mij zelf indruk hebben gemaakt. Ik heb gepro­beerd mijn taak op te vatten als slechts te luis­teren om zo de ander uit te nodigen te spreken. Ik heb niet getracht een even­tueel gelijk aan mijn zijde te krijgen. Ener­zijds niet omdat daar­voor zich genoeg andere moge­lijk­heden voor­doen, ander­zijds niet omdat gelijk krijgen nog minder inte­res­sant is dan gelijk hebben.

Hoewel mijn eigen levenszin God als persoon is die zich geopen­baard heeft in Jezus Christus, zijn de inter­views naar ik hoop zo gehouden dat de gast volledig, althans genoeg ruimte is gelaten de volledig eigen levens­visie te ontvouwen.

Juist de confron­tatie met een andere levens­in­stel­ling daagt uit en brengt de vraag in het midden, of niet de eigen levens­visie herzie­ning behoeft.

Welis­waar christen en ook priester ben ik naar eigen inzicht niet wereld­vreemd en even­zeer als elke andere Neder­lander of Vlaming kind van mijn tijd, hetwelk moge­lijk het gesprek heeft kunnen bevorderen.

Van mijn tele­visie-gasten, die ik door dezen dank, heb ik geleerd dat een samen­treffen een geschenk is, mits men elkander wil zien in broe­der­lijk­heid, hoog­ach­ting en eigenheid.

Mijn dank gaat voorts uit naar Leo Fijen die de tweede serie heeft moge­lijk gemaakt, nadat de eerste hard­handig als 'niet beho­rend tot de cultuur van de KRO' hard­handig was beëin­digd. Dat was in de periode van de pola­ri­satie van de vader­landse, meer dan balda­dige Moeder­kerk. Ik dank de redac­teuren, de produc­trie­leid­ster, de regis­seur met de floor­ma­nager, de came­ra­lieden, de grimeuse (die aan het begin van deze maand maart is gestorven).

Ik dank de uitge­verij Adve­niat -- in het bijzonder uitgever en redac­teur Marjet de Jong wier geduld zich paart aan mijn ongeduld.

U, mijn­heer de commis­saris van de koning van de provincie Noord-Brabant -- eertijds gast in ons programma -- dank ik voor de opluis­te­ring van uw aanwe­zig­heid bij deze over­rei­king van de bundel gesprekken aan u -- verge­zeld als u bent (tot vergro­ting van opluis­te­ring van deze samen­komst) door twee eminences grises -- beiden ook eertijds onze gast -- de bijzon­dere excel­len­ties Dries van Agt en Hans Wiegel (dezer dagen te passender in de actu­a­li­teit om de voort­va­rende spoed en het weder­zijdse vertrouwen van toen waar het gaat om lands­be­lang boven partij­be­lang, de bevor­de­ring van een rich­ting gevend kabinet, daar in een Haagse bistro(t) destijds over­een­ge­komen in een goed gesprek.

Wat zouden wij mogen verstaan onder een goed gesprek?

Ik noemde al het weder­zijdse vertrouwen, voort­ge­komen uit een weder­zijdse herken­ning en ook erken­ning -- respect over en weer, waarbij het 'geef en neemt', 'hoor wat, voort wat' niet nood­za­ke­lijk -- in weerwil van de raad van de Schrift -- niet terstond afwezig behoeft te blijken.

Het gesprek vervliegt niet, het blijft in het geheugen, het zet zich voort in de brief en het beklijft veelal nog al eens in het boek -- de bundel die in de samen­stel­ling een gekozen eenheid schenkt en daarmee een vorm van blijven in over­le­ve­ring, in traditie desge­wenst, van de ene gene­ratie jegens de andere en zo van de ene tijd naar de andere tijd.

Mijn persoon­lijke genoegen in het voeren van de beide reeksen gesprekken, waartoe mij de gele­gen­heid is gegund -- meer dan een kwart eeuw geleden in verle­gen­heid en nu in jonger tijd met mate van zelf­ver­trouwen geleid -- roept althans bij mij de dank­baar­heid terug om elke werke­lijke ontmoe­ting; want elk, zulk treffen is een blijven -- een teken (en en daarom blij­vend) dat voorbij gaat aan de tijd, ja zelfs voor sommigen onder ons wordt tot voor­teken van de eeuwigheid.

Vandaar de titel van de nu defi­ni­tief besloten serie 'Eeuwigh gaat voor Oogenblick'.

U allen, dames en heren, dank ik voor uw aanwezigheid.

U, excel­lentie Wim van de Donk, dank ik voor de verwaar­di­ging deze bundel gesprekken nu, in de hoofd­stad van uw provincie, in 's-Herto­gen­bosch, tevens mijn geboorte-oord, te willen aannemen.