CHRISTEN ZIJN - TOEN & NU

30 I 2016
Nieuwe Kerk - Amsterdam

[Sacra­li­teit Herstellen (Instaurare Sacra)]

I

Kerken zijn gebouwd in de tijd van Constan­tijn. Zij worden afge­broken in de huidige tijd. Daarom eerst een roman-frag­ment in parafrase:

De tijden zijn veran­derd. Steeds vaker wensen gezinnen -- of het nu Joden zijn of Moslims of Chris­tenen -- voor hun kinderen een opvoe­ding die zich niet beperkt tot de over­dracht van kennis maar wezen­lijk daarin opneemt een spiri­tuele vorming die over­een­komt met hun traditie. De terug­keer tot religie is een diep ingrij­pend streven dat de gehele samen­le­ving door­trekt. het Minis­terie van Onder­wijs moet daarmee reke­ning houden. Feite­lijk gaat het slechts erom het kader van de scholen te verruimen en geschikt te maken in over­een­stem­ming met de grote tradi­ties van ons land -- Isla­mi­tisch, Joods, Christelijk.[1]

Aan het woord is de candi­daat van de Isla­mi­ti­sche Broe­der­schap voor het presi­dent­schap van Frank­rijk in 2022 volgens de gerucht­ma­kende roman, verschenen in 2015 -- geschreven voor­af­gaand aan de terro­ris­ti­sche aanslagen in Parijs op Charlie Hebdo en de Joodse zelf­be­die­nings­zaak op 7 januari en te meer aan de orde van de dag sinds die van 13 november in hetzelfde jaar.

Michel Houel­le­becq, schrijver van Soumis­sion (Onder­wer­ping), deelt naar eigen zeggen het inzicht van de negen­tiende-eeuwse filo­soof Auguste Comte dat een maat­schappij zonder religie niet kan voort­be­staan. Haar bedreigt het volledig uit elkaar vallen.

'Persoon­lijk ben ik van mening dat nog veel kracht steekt in het katho­lieke geloof. Ik geloof dat het toekomst heeft, ofschoon de ontwik­ke­ling in het boek anders verloopt.' Aldus bekent de auteur in een inter­view: 'De Verlich­ting is aan haar einde , het huma­nisme is dood, het laïcisme -- meer dan honderd jaar geleden uitge­vonden door poli­tici die in het athe­ïsme de toekomst zagen -- is dood.'[2]

De candi­daat van de Muzel­mannen in Houellebecq's roman wordt presi­dent van de Franse repu­bliek. De Sorbonne, over­ge­nomen door Saoedie-Arabië, is nu Isla­mi­tisch en alle profes­soren moeten -- op straffe van ontslag -- de gods­dienst van Mohammed aanhangen. De hoofd­fi­guur van de roman Franc,ois laat zich ontslaan maar wordt na verloop van tijd bepraat door de presi­dent van de univer­si­teit -- Belg, eertijds katho­liek, gepro­mo­veerd aan de Katho­lieke Univer­si­teit van Leuven, beïn­vloed door het denken van Toynbee, inmid­dels over­tuigd Moslim:

'Aanma­ti­gend, dat is het juiste woord. In zijn kern getuigt het athe­ïs­ti­sche huma­nisme van een onge­hoorde hoog­moed, van een onge­hoorde arro­gantie. En zelfs het Chris­te­lijke denk­beeld van de Mens­wor­ding toont in wezen een lich­te­lijk komi­sche aanma­ti­ging. God is mens geworden…'[3]

En verder in die poging door de univer­si­teits­pre­si­dent de gewezen professor over te halen tot Soumis­sion (Onder­wer­ping):

'Zonder het Chris­tendom  zouden de Euro­pese naties niet meer zijn dan lichamen zonder ziel -- zombies. Blijft slechts de vraag: Zou het Chris­tendom kunnen herleven?'

'Dit Europa, het hoog­te­punt van mense­lijke bescha­ving, is in enige decennia aan zich zelf ten gronde gegaan […] In geheel Europa hebben zich anar­chis­ti­sche en nihi­lis­ti­sche bewe­gingen voor­ge­daan, oproepen tot geweld, afwij­zingen van elke morele wet.'[4]

De eerder ontslagen hoog­le­raar Franc,ois -- als kind katho­liek gedoopt, niet meer gehin­derd door kennis omtrent de Kerk  maar ook nooit over­tuigd atheïst geworden -- blijkt onder de indruk van de over­re­dings­kracht van de Moslim geworden univer­si­teits­pre­si­dent en denkt na:

'De strijd die nodig is om een nieuwe fase van een orga­ni­sche cultuur te laten ingaan  kan heden niet meer uit het Chris­tendom voortkomen.

Dat zal gebeuren uit naam van de Islam, de jongere, meer eenvou­dige en meer waar­ach­tige [sic] zuster­gods­dienst […] Het is de Islam die nu de scepter heeft overgenomen.

Door behaag­zucht, schijn­hei­lig­heid en schan­de­lijke huiche­larij van de progres­sisten is de katho­lieke Kerk niet meer in staat weer­stand te bieden aan het zeden­verval […] Men mag niet langer de ogen sluiten voor dit onom­sto­te­lijke feit: Nu het tot zo'n graad van afschuw­wek­kende verrot­ting is gekomen, kan West-Europa niet meer zich­zelf redden -- even weinig als in de vijfde eeuw het oude Rome.'[5]

Het verval van Rome destijds -- maar dit ter zijde -- was volgens de acht­tiende eeuwse histo­ricus Edward Gibbon in zijn monu­men­tale The History of the Decline and Fall of the Roman Empire juist aange­vangen bij de beke­ring van keizer Constan­tijn tot het Chris­tendom met de daaraan eigen lessen over geduld en verdraag­zaam­heid -- met als gevolg metter­tijd dat de laatste resten martiale strijd­vaar­dig­heid in de kloos­ters zouden zijn begraven.

Enfin, tot zover het gesprek in Michel Houellebecq's roman Soumis­sion (Onder­wer­ping) tussen hoofd­per­soon Franc,ois en de Moslim geworden presi­dent van de Sorbonne -- in zijn gang naar de Islam zo onder de indruk van Toynbee.

Wij bedenken onder­wijl dat dit alle­maal alleen maar lite­ra­tuur is -- naar een gevleu­geld woord van Gerard Reve, terwijl we tevens over­wegen -- naar een gezegde van Martinus Nijhoff -- dat dich­ters wèl de waar­heid liegen.

II

De Britse histo­ricus Arnold Toynbee sluit in zijn boeken­reeks A Study of History, voltooid in 1961, aan bij de geschied­op­vat­ting van de Duitse wijs­geer Oswald Spengler in diens geschied­fi­lo­so­fi­sche boek Der Unter­gang des Abend­landes, waarvan het eerste deel is verschenen in 1918 en het tweede in 1922.

Dat boek over de aanstaande onder­gang van de westerse bescha­ving is destijds verplet­te­rend geweest -- steeds onder­werp van debat tussen geleerden die het geschrift voor onwe­ten­schap­pe­lijk hielden en anderen die de tekenen des tijd begrepen als door Spengler geduid.

Een ziens­wijze die in het  kinderarm geworden oorspron­ke­lijke Europa, waar frisse immi­granten en hier nu aanko­mende jonge vluch­te­lingen uit Moslim­landen een tweede thuis vinden, klaar­blij­ke­lijk toe is aan hero­ver­we­ging, te meer daar de uit Zuid-Amerika afkom­stige paus Bergo­glio ons wereld­deel vermoeid noemt en al verwik­keld naar zijn zeggen in de Derde Wereld­oorlog. En daarbij voegt zich nog eens de onder­linge onsaam­ho­rig­heid op ons continent.

Oswald Spengler verklaart de ontwik­ke­ling in de geschie­denis niet als steeds voor­uit­gaand -- zoals het Chris­tendom en het daaraan in westerse kringen ontsproten kinder­rijke nage­slacht van gelo­vigen in de Verlich­ting -- maar als cyclisch:

Elke cultuur, waarvan hij er acht onder­scheidt, heeft een duur van duizend jaar of meer -- zo de Egyp­ti­sche en de Chinese, de Grieks-Romeinse, de Arabi­sche (met daartoe gere­kend de vroeg-Chris­te­lijke en Byzan­tijnse tijd­perken) èn de West-Euro­pese -- Noord-Ameri­kaanse bescha­ving -- de cultuur van het avondland.

Zo'n orga­ni­sche eenheid kent zoals in de natuur opgang, bloei en neer­gang. De achter­uit­gang voor het westen is begonnen toen Napo­leon te paard steeg om Rusland te veroveren[6] en zou omstreeks het jaar 2000 worden beëindigd.

Dit Speng­le­ri­aanse wereld­beeld wordt gevoed door groeiend inzicht dat het intel­lec­tuele debat in de twin­tigste eeuw zich heeft beperkt tot de strijd tussen het commu­nisme -- de harde variant van het jegens het Chris­tendom vijan­dige huma­nisme -- en de libe­rale demo­kratie -- de  zachte variant daarvan.[7]

Is in die gedach­ten­wis­se­ling religie -- hetwelk verbin­ding  inhoudt -- niet te zeer uitge­sloten en zelfs afge­daan als tame­lijk achter­lijk denken in verhou­ding tot de Verlich­ting­be­ter­we­ters -- mede door toedoen van de al te benauwde opvat­ting van het laïcisme, waarvan hier te lande de poli­tieke partij D'66 beli­cha­ming is?

Behoort belijden van gods­dienst -- dienst aan God -- niet even­zeer tot een maat­schap­pe­lijke samen­bin­ding als het altijd open­baar verplicht getoonde voet­ballen, de boer-zoekt-vrouw aange­le­gen­heid en de dikwijls op effect bere­kende en derhalve nog al eens onbe­nul­lige vragen­stel­lerij in de Tweede Kamer?

De vraag stellen is haar beantwoorden.

In Europa heerst vrees voor de Islam. Maar bestaat echt een mate van tegen­stel­ling tussen Moslims ener­zijds en de andere Euro­pese burgers ander­zijds? Of is eerder sprake van gelo­vigen ener­zijds en onge­lo­vigen anderzijds?

Buiten kijf staat dat Moslims zich eerder herkennen in Chris­tenen, met wie zij het geloof in God en de zin voor het heilige delen, dan in neo-heidenen. En omge­keerd waar­deren Chris­tenen in Moslims dat zij zich aan Gods verborgen raads­be­sluiten in navol­ging van Abraham willen onderwerpen.[8]

Beheersen niet­temin secu­lieren nu niet te exclu­sief de open­bare ruimten in ons land waar­door -- zeker op termijn -- ferme regu­lieren daarin terrein zullen proberen te winnen? En dan juist véél eisend?

Het verdragen van gods­dien­stigen in een samen­le­ving bete­kent geen onver­schil­lig­heid jegens hen maar even­goed betrok­ken­heid en zelfs een zekere welwillendheid.

III

Hoe is momen­teel de toestand van gelo­vigen wereldwijd?

Terwijl door toestroom van Moslims met hun kinder­scharen de bevol­king van West-Europa weer kan groeien, neemt niet­temin de tole­rantie jegens hier vanouds geves­tigde gods­dien­stigen af.

In 2015 zijn bijna tien­dui­zend Joden van Europa naar Israel geëmi­greerd wegens toene­mend anti­se­mi­tisme, zo meldt de stich­ting Open Doors in haar jaaroverzicht.[9]

En de Chris­tenen? Hun vervol­ging is in 2015 wederom toege­nomen. Meer dan zeven­dui­zend zijn om de Christus-belij­denis gedood. Een vijf­en­twin­tig­hon­derd kerken zijn vernield, waarin eenvou­digweg het Gods­ge­loof in Christus werd beleden.

Dat is welis­waar elders op de wereld maar de westerse onacht­zaam­heid in dit opzicht is een zwijg­zaam spre­kende spiegel van een conti­nent in luiheid dat de eigen bescha­vings­wor­tels -- die meer zijn dan die van de Grieks-Romeinse Oudheid en van de (van het neo-heidens huma­nisme door­trokken) Verlich­ting  schijnt te vergeten.

Want de huidige Verlich­ting  -- die veel beperkter is dan die van de acht­tiende eeuw -- bete­kent dat de mens­heid zich opsluit in de beslo­ten­heid van enkel de rede en de tast­bare dan wel waar­neem­bare ervaring.

Dat eerst recht is opperste armoede van de mens als geheel. De vermeend geëman­ci­peerde, dus eigen­tijdse Verlich­ting die louter het verstand en slechts de directe erva­ring zou aanvaarden getuigt alleen van gees­te­lijke armoede en derhalve van uitzon­der­lijke bijziend­heid in de eigen tijd -- armoede waarin grote delen van het mense­lijke vermogen worden beknot en zelfs afgesneden.

Laat Chris­tenen en in enen nieuwe heidenen in West-Europa eens ontwaken uit slape­rige vadsig­heid en weer verant­woor­de­lijk­heid kiezen in ons veran­de­rende wereld­deel en aldus weer­stand bieden aan de flau­wekul van alledag -- elke dag te veel getoond op de tele­visie -- alsmede aan de terug­bren­ging van al hetgeen belang­rijk is tot poli­tiek en economie, zoals in ons Neder­land besproken in de talk­shows van de late avond -- de heden­daagse slaap­mid­delen om ten minste niet echt te behoeven nadenken over het gehele leven.

Waarom niet einde­lijk weer eens het geheel van onze Euro­pese, cultu­rele wortels in herin­ne­ring roepen?

Chris­tenen van cultuur even­zeer als die van belij­denis -- dus nage­noeg nog steeds de meeste vader­lan­ders -- zouden zij niet eens monter­heid tonen en de Euro­pese traditie in ere houden die ook gebor­gen­heid biedt en vast­heid in een wereld die steeds chao­ti­scher schijnt te worden?

Laten wij de terug­keer van de religie in West-Europa over aan de Islam of verheffen met name Chris­tenen ook nog hun stem? Gedragen Euro­pese Chris­tenen zich niet al te zeer als de Byzan­tijnen toen­der­tijd die passief bleven neer­zitten in afwach­ting van de barbaren -- naar de dichter Konstan­dinos Kavafis?[10]

'Waar wachten wij op, verza­meld op het marktplein.

De barbaren zullen vandaag moeten komen.

Waarom heerst er zo'n ledig­heid in de senaat.

Wat zitten daar de sena­toren en geven geen wetten.

Omdat de barbaren vandaag zullen komen.

Wat voor wetten zullen de sena­toren nog maken.

De barbaren zullen, als ze er zijn, de wetten geven.'

Kunnen lauw­heid en zelf­ge­noeg­zaam­heid in belij­denis nog wijken voor geest­drift en fier­heid? Of zijn we werke­lijk te krach­te­loos geworden en vermeien wij ons in nalatigheid?

Vast staat dat jonge mensen uit vooral voor­heen katho­lieke kringen nog al eens zich aange­trokken voelen tot de Islam. Zij gaan zelfs tot die gods­dienst over. Waarom?

Moslims tonen zich flink in hun geloofs­over­tui­ging en lijden niet onder de  westerse kwaal van het einde­loze rela­ti­visme.  Want hoe zich te vereen­zel­vigen met Chris­tenen die hun eigen gods­dienst als hoogst betrek­ke­lijk beleven die zij daar­en­boven laten terug­dringen tot een sociale leer of een stelsel van louter ethiek (waar­onder zij eertijds naar eigen zeggen hebben geleden)?

Moslims daar­en­tegen bieden een vast grond­be­ginsel dat bijna simpel mag heten en niet gehin­derd wordt door de in het Chris­tendom verplichte liefde jegens de vijand.

IV

Euse­bius van Caes­area verhaalt in zijn Vita Constan­tini hoe in een droom­beeld Constan­tijn het kruis aan de hemel ziet verschijnen met de toege­voegde tekst In hoc signo vinces (In dit teken zult gij over­winnen). Hij bevindt zich even ten noorden van Rome nabij de Via Flaminia. De volgende dag, op 28 oktober 312, over­wint hij zijn tegen­stander Maxen­tius aan de Tiber bij de Pons Milvius werke­lijk. Onmid­del­lijk verbreidt Constan­tijn het Chris­tendom, vaar­digt volgens de schrijver Lactan­tius in februari 313 samen met zijn mede­heerser Lici­nius het zo genaamde Edict van Milaan uit met gods­dienst­vrij­heid voor het gehele rijk en wordt ten slotte in 324 enig keizer -- tot zijn dood in 337.

Hij bevor­dert overal de kerken­bouw. Kerken moeten hoog worden opge­trokken, zo vermeldt Euse­bius, in over­een­stem­ming met hun waardigheid[11] -- tekenen van de aanwe­zig­heid van het Christendom.

Stilaan begint dan de open­bare ruimte te veran­deren. Tempels worden op den duur afge­broken of omge­bouwd tot kerken. Constan­tijn zelf geeft opdracht tot de bouw van de kathe­draal in Rome, toege­wijd aan de aller­hei­ligste Verlosser (de huidige Sint Jan van Late­ranen) alsook tot de Petrus­ba­si­liek boven het graf van de eerste paus op de Vati­caanse heuvel.

Op gelijke wijze veran­dert heden de open­bare ruimte -- zeker in Neder­land.  Mammon neemt de plaats in van God en veel­go­dendom keert terug en wordt alom 'gevierd en aange­beden'. Kerk­ge­bouwen wijken voor bank­ge­bouwen en voor zover zij nog over­eind staan, zijn zij aan de eredienst ontrokken en dienen zij andere doelen.

Zuid-Euro­pe­anen geloven hun ogen niet wanneer zij hier kerken betreden waar het altaar -- teken van Christus -- is vervangen door het graf­mo­nu­ment van een held, zoals dat van vloot­com­man­dant Willem Joseph van Ghent in de Dom van Utrecht, dat van prins Willem van Oranje in de Oude Kerk van Delft of dat van admi­raal Michiel Adriaens­zoon de Ruyter in de Nieuwe Kerk van Amsterdam. Sacrale gebouwen worden veran­derd in wereld­lijke hallen in een ontwik­ke­ling van eeuwen die nu zijn voltooiing vindt, zoals omge­keerd in de eeuw van Constan­tijn de open­bare ruimte na eeuwen van veel­go­dendom Chris­te­lijk  gestof­feerd is geraakt.

In 380 verheft keizer Theo­do­sius I met  het Edict van Thes­sa­loniki het Chris­tendom tot staats­gods­dienst. Heeft Constan­tijn Chris­ten­ver­vol­gingen doen verkeren in bevoor­de­ling van Chris­tenen zowel door zijn macht als met keizer­lijk geld, vanaf dan zouden staat en Kerk geheel samen optrekken. De staat beschermt de Kerk en de Kerk verleent glans aan de staat en verhoogt zijn waar­dig­heid -- enigs­zins zoals tegen­woordig de Russisch-Ortho­doxe Kerk de tot tsarisme neigende macht van staats­pre­si­dent Vladimir Putin gloed geeft.

Is een derge­lijk samen­gaan van wereld­lijke macht en gees­te­lijk gezag voor beide instel­lingen vrucht­baar of verloo­chent de Kerk niet feite­lijk de eigen roeping, hoe even aange­naam als gemak­ke­lijk het voor kerke­lijke bedie­naren ook is aan te leunen bij de belas­ting heffende en van de burgers eisende over­heid? Het is het verschijnsel van het Theo­do­si­a­nisme -- meer bekend als het Constantinianisme.[12]

Kan de Kerk het Evan­gelie verkon­digen, Jesus navolgen in deemoed, de ander hoger achten dan zich­zelf, in armen de schatten van de Kerk beleven,  vrede stichten en gerech­tig­heid betrachten.

Het is een telkens terug­ke­rend gezichts­punt. Behoren Chris­tenen niet tegen­draads te zijn, wars van macht en geweld, wars van aanzien en eerbe­toon -- slechts zwer­vers op aarde, vreem­de­lingen in de tijd, pelgrims op weg naar de eeuwig­heid? Welk ander zwaard wendt de Christen aan dan alleen het zwaard van de tong, het zwaard van het Woord?

Zijn niet toch heden weer­loos­heid en kwets­baar­heid meer aanspre­kende eigen­schappen van Chris­tenen dan zelf­ver­ze­kerde weer­baar­heid en kracht­da­dig­heid -- althans in onze streken?

Moeten niet Chris­tenen om zuiver hun geloof te belijden in onze dagen terug in de cata­comben van weleer -- onge­acht en onge­zien -- waar­heen velen van hen, ook hier in Neder­land, reeds onderweg zijn? Waarom? Omdat zij zich in de al te secu­liere samen­le­ving voelen buitengesloten.

Het dilemma blijft omtrent een Kerk die open­lijk wat te zeggen heeft en een Kerk die onder­gronds is gegaan. En de twee­strijd blijft complex. De tegen­ge­stelde denk­rich­tingen kunnen niet strikt worden gehand­haafd en worden tevens beïn­vloed door tijd en omstan­dig­heid, door goed of slecht overheidsbestuur.

Zelfs de heden­daagse schei­ding van Kerk en staat kan niet dan met benul van betrek­ke­lijk­heid van die schei­ding worden beleefd.

Het leven zelf is nooit steil en strikt logisch maar immer zich voegend naar het eigen kron­kelig voort­gaande pad.

In het inzicht daar­om­trent schuilt een levens­wijs­heid die tevens het gevoel voor humor en ironie bewaart -- balsem voor de ziel in de dage­lijks­heid van ons allen.

V

Hoe zal het de Kerk in West-Europa in de toekomst vergaan?

Zij aanvaardt de wereld zoals die is en sluit zich niet daarvan af. Chris­tenen zijn mede­bur­gers die belangen delen met niet-Chris­tenen. De gese­cu­la­ri­seerde samen­le­ving is eigen aan de tijd en die secu­la­ri­se­ring zal nog toenemen. Daar­en­boven zijn de meeste Chris­tenen oud en weldra in het graf afge­daald of in de vuur­oven verbrand.

Jonge Chris­tenen zijn gering in aantal en zijn opge­groeid in een al volledig veran­derde wereld waarin geloof niets vanzelf­spre­kends meer heeft. Zij zullen de met Chris­te­lijke symbolen gelar­deerde gemeen­schap niet meer missen. Of toch wel? De nog bestaande maat­schap­pe­lijke voor­rechten van de Kerk zullen verder worden afge­schaft. Zo ziet het althans nu uit en dat geeft feite­lijk in de diepte niets.

De Chris­ten­heid ontdoet zich verder van de wereld zonder zich van de wereld af te keren maar door veeleer naar de wereld toe te gaan als eigen zelfstandigheid.

En hoe treedt de Kerk toch naar buiten en bemoeit zij zich met de samen­le­ving? Door op te komen voor de gerech­tig­heid, de armoede te bestrijden, elk mens even­waardig te achten en gelijk aan zich­zelf, de schep­ping te bewaren en de aarde te beheren en niet uit te buiten, steeds bereid te zijn te vergeven en niet op te lossen onrecht te verdragen.

Dat is het doende Chris­tendom dat aanvaard wordt in de rest van de maatschappij.

Velen zijn nog slechts Chris­tenen van huis uit, moge­lijk cultuur-Chris­tenen maar feite­lijk nieuwe heidenen die hun geloof noch beleven noch belijden, van beke­ring geen weet hebben en de wil van God beperken tot de eigen wil.

Reeds in 1958 stelt de Duitse theo­loog Joseph Ratzinger dat gegeven vast,  spreekt over een Kerk van heidenen die zich nog Christen noemen, waar­door het heidendom de Kerk is binnen­ge­drongen en van binnen uitholt.

In de vroege, nog niet door de staat aanvaarde Kerk komt iemand persoon­lijk tot geloof en bekeert zich en vormt samen met andere Chris­tenen een gemeen­schap van over­tuigden. Het is de eerste keer dan dat Ratzinger oproept tot ontwe­reld­lij­king van de Kerk.[13] Wil de Kerk echt weer over­tui­gings­ge­meen­schap worden zoals in de begin­tijd, dan zal zij rigoreus van haar wereld­lijke posi­ties moeten afzien. Haar missi­o­naire kracht zal door dat uiter­lijke verlies slechts inner­lijk winnen.

Heeft de Kerk zich eerst ontwik­keld van een kleine schare tot een wereld­om­vat­tende Chris­ten­heid, nu is -- in onze streken -- de omge­keerde bewe­ging gaande die ons niet behoeft te verzwakken maar kan versterken.

Aan het einde van zijn bezoek aan Duits­land, op 25 september 2011, komt Ratzinger als Bene­dictus XVI in een te Frei­burg gehouden rede voor betrokken katho­lieken nog eens op de ontwe­reld­lij­king van de Kerk terug[14]:

Wij samen zijn de Kerk en de Kerk zal zich steeds hervormen als voer­tuig van het heil. 'Om haar zending te verwer­ke­lijken, zal zij ook altijd weer afstand van haar omge­ving moeten nemen, zich tot op zekere hoogte "ont-wereld­lijken" (ent-welt­li­chen).' Zo paus Bene­dictus, die aldus zijn toespraak besluit: 'Slechts de diepe verbon­den­heid met God maakt een volwaar­dige toeke­ring naar de mede­mens moge­lijk, zoals zonder toeke­ring naar de mede­mens de verbon­den­heid met God verkwijnt. Open staan voor de wensen van de wereld bete­kent daarom volgens het Evan­gelie door woord en daad hier en heden van de heer­schappij van de liefde Gods te getuigen. Deze opdracht wijst boven­dien voorbij de tegen­woor­dige wereld; want het tegen­woor­dige leven sluit de verbon­den­heid met het eeuwige leven in.'

Wat staat de Christen van de toekomst dus te doen?

Hij is maat­schap­pe­lijk betrokken naar het voor­beeld van paus Fran­ciscus die daaraan geest­driftig en voor­aan­staand gestalte geeft door de predi­king van de barm­har­tig­heid en door de liefde tot de armen.

De Christen beseft de hem opge­dragen taak vanuit Jesus' uitspraak (Mt 22,14): 'Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.'

Dat wil ener­zijds zeggen dat de velen niet verworpen zijn maar anders delen in het heil dan de weinigen die Christus' Blijde Bood­schap moeten verspreiden om alle volkeren Zijn leer­lingen te maken (cf. Mt 28,19). Dat behelst hun opgave het zout der aarde te zijn (cf. Mt 5,13). Uitver­ko­ren­heid beduidt het inzicht dat velen -- in feite allen -- door God worden bemind en niet alleen weinigen. Het gaat dus om inclu­si­vi­teit en niet om exclu­si­vi­teit, alle mensen inge­sloten en niemand buitengesloten.

Uitver­ko­ren­heid bete­kent dus niet meer waard zijn dan anderen -- dat is een verspreid misver­stand; want daar­over gaat de mens niet. Het beduidt wel geroepen zijn tot grotere dienst­baar­heid om de opge­legde taak van missi­o­ne­ring te volbrengen.

De Christen van de toekomst behoeft veran­ke­ring in een gemeen­schap, een thuis van bemoe­di­ging over en weer, waar hij met anderen het geloof kan delen, de Bijbel over­denken en de sacra­menten vieren.

Tot dit alles kan hij alleen in staat worden gesteld door de genade van God Die hem dwin­gend wenkt door de Geest in Christus Zijn, Gods wil te doen.

VI

De tijd is geschikt voor terug­keer naar het sacrale en voor verlangen naar het heilige, voor verin­ner­lij­king van de Gods­be­le­ving en voor vorm­ge­ving aan de liturgie waarin de aarde even de hemel raakt en de hemel even de aarde kust. De wil daartoe schuilt in een niet verwachte bewust­wor­ding dat het leven verhef­fing nodig heeft waar­door we de gewoon­heid anders kunnen onder­breken dan in verdo­ving, vermaak, aflei­ding die met de dage­lijkse gewoon­heid de gewoon­heid eigen­lijk delen. Het is ook het begrip dat God niet alleen in ons is en tussen ons onder­ling maar ook boven ons. Hoe de Heer te aanbidden en te danken door alleen naar elkaar te kijken en in ons zelf te blijven steken? Hoe Hem te belijden door alleen genoeg te hebben aan ons zelf en aan elkaar? Hoe Hem te smeken wanneer we nooit eens de blik omhoog wenden? Zijn we niet al te genoeg­zaam geworden met de god in ons zelf die we in bele­ving slechts zelf zijn? God vervangen door ons zelf.

Ook kunsten en letteren vervangen God niet, al kunnen zij in eigen levens­dui­ding de ontvan­ke­lijk­heid voor Hem bevor­deren. Zelfs muziek blijft slechts echo Gods.

Hetgeen ik poog te zeggen bena­dert Michel Houel­le­becq terloops enigs­zins in zijn roman Soumis­sion. De hoofd­fi­guur Franc,ois bezoekt het duizend­ja­rige Maria­be­de­vaar­toord van de Vierge Noire in Rocamadour[15]:

'Ik keerde naar de kapel Notre-Dame terug die nu verlaten was. De Maagd wachtte in het half­duister -- stil en tijd­loos. Zij straalde verhe­ven­heid, zij toonde gezag, maar lang­za­mer­hand voelde ik dat ik het contact met haar verloor en dat zij zich daar in de ruimte van eeuwen terug­trok, terwijl ik -- ineen gezakt op mijn bank -- steeds kleiner werd en nietig. Na een half uur stond ik op -- defi­ni­tief door de Geest verlaten en terug­ge­bracht tot mijn verzwakte en vergan­ke­lijke lichaam.'

Duide­lijker heeft de histo­ricus Johan Huizinga de door mij bedoelde gewaar­wor­ding verwoord. Het is 1926 en hij bezoekt in Keulen de Romaanse kerk Sankt Maria im Kapitol waar een stille Mis gaande is[16]:

'In het half­donker zweefden de klanken diep en klaar. Ik besefte opeens, wat in het gemeen­schaps­leven een waar ritueel is, wat het -- afge­scheiden nog van zijn eeuwig­heids­waarde -- inhoudt aan cultuur­waarde. Ik voelde de gewel­dige ernst van een tijd, waarin deze dingen voor allen de essentie waren, en het was mij, alsof negen-tiende van ons heden­daagse cultuur­leven eigen­lijk niet ter zake doet.'

Tot slot een derde voor­beeld -- opge­te­kend door de schrijver Marcel Proust in Le Figaro van 16 augustus 1904 -- geen erva­ring maar een voorzegging[17]:

We stellen ons voor dat de kathe­draal van Char­tres reeds lange tijd aan de eredienst is onttrokken. De daar gevierde liturgie is onbe­kend geworden, de heilige hande­lingen zijn vergeten.

Een groep kunste­naars neemt het plan op de oude Hoogmis terug te vinden en als thea­ter­stuk op te voeren. Zo gebeurt.

En Proust's gevolgtrekking:

De viering van liturgie is niet louter toneel­voor­stel­ling; want betreden we een kerk waar de eredienst aan de gang is, staat daar geen kunste­naar aan het altaar maar een priester.

De échte dienaar van het altaar draagt de Heilige Mis op -- 'in een bewust­zijn dat niet esthe­tisch is, maar dan naar even­re­dig­heid meer dan esthetisch'.

Een voor­stel­ling van Wagner in Bayreuth beduidt weinig in verge­lij­king met de Hoogmis in de kathe­draal van Char­tres. Aldus Proust.

Een derge­lijke voor­stel­ling evenmin in de Catha­rina-kerk in Amsterdam, sedert laat in de zestiende eeuw geheten de Nieuwe Kerk.

Te vaak en te veel is liturgie in beschou­wing van buiten bekeken als slechts uiter­lijk vertoon, terwijl zij ten diepste moet verwijzen naar inner­lijke schoon­heid die het heilige tracht gestalte te geven vanuit de gees­tes­hou­ding die de profeet Jeremia (20,7) uitspreekt:

'Gij hebt mij over­reed, Heer, en ik heb mij laten over­reden. Gij zijt mij te sterk geweest.'

[1] Cf. Michel Houel­le­becq, Soumis­sion (Parijs 2015)108-109.

[2] Cf. Die Tage­spost (46) 14 XI 2015.

[3] Soumis­sion 253.

[4] Soumis­sion 255,257.

[5] Soumis­sion 275-276.

[6] Cf. Oswald Spengler, Der Unter­gang des Abend­landes (editie en pagina opzoeken).

[7] Cf. Soumis­sion 254.

[8] Cf. Nostra Aetate 3.

[9] Cf. Open Doors: Het getal is 9880 in totaal -- daarvan circa 8000 uit Frankrijk.

[10] 'Wach­tende op de barbaren' (eerste strofe) in verta­ling van G.H. Blanken.

[11] Cf. Sible de Blaauw, 'Constan­tijn als kerken­bouwer' in: Olivier Hekster & Corjo Jansen (redactie), Constan­tijn de Grote. Traditie en veran­de­ring (Nijmegen 2012) 90.

[12] Cf. Peter Nissen, 'Constan­tijn en het chris­tendom. Zondeval of triomf' ibidem 69-73.

[13] Cf. Joseph Ratzinger, 'Die neuen Heiden und die Kirche' in: Hoch­land (Oktober/ 1958).

[14] Bene­dictus XVI, 'Die "Frei­burger Rede". Ansprache von Papst Bene­dikt XVI. an enga­gierte Katho­liken aus Kirche und Gesell­schaft' in: Jürgen Erba­cher (redactie), Entwelt­lichung der Kirche? Die Frei­burger Rede des Papstes (Frei­burg im Brei­sgau 2012) 13,17.

[15] Soumis­sion 170.

[16] Johan Huizinga, Amerika levend en denkend (jaartal en pagina opzoeken).

[17] Marcel Proust (editie en pagina's opzoeken).