BOEKPRESENTATIE VAN "ANTOINE BODAR. EEN PORTRET" DOOR NELS FAHNER

28 XI 2019
Heinen - 's-Herto­gen­bosch

Op 27 oktober 1944, vijf­en­ze­ventig jaar geleden, is 's-Herto­gen­bosch na zes dagen hevige strijd door de Britten bevrijd. Ruim eenderde van alle panden was bescha­digd of verwoest. Van de burgers kwamen er 118 om evenals 144 Britten en 274 Duit­sers. In één nacht tijds werden 50.000 granaten op de Hertog­stad afge­vuurd. Twaalf uren verkeerden de Bossche­naren in doods­angst. Het trein­sta­tion van Pierre Cuypers was vernie­tigd en ook de brug over de Zuid-Willems-Vaart in het verlengde van de Sint Joseph Straat. Zo meldt althans de NOS-rubriek '75 jaar bevrij­ding' bij deze datum.

Vanuit deze Kerk­straat is het vijf minuten te voet naar het Groot­zie­ken­gast­huis via de Toren­straat langs de Sint Janstoren en de Maria­kapel, de Sint Joseph Straat en het Kardi­naal van Rossum Plein naar het oord in de Nieuwstraat waar ik twee maanden na de bevrij­ding van de stad, op 28 december 1944, in de late avond uit de moeder­schoot tevoor­schijn ben gekomen. Het in rode baksteen opge­trokken pand uit 1932 staat er nog en is onlangs geres­tau­reerd en is nu naar verluidt een rust­huis voor oude mensen -- vijf­en­ze­ventig-plus vermoed ik. Aan de gevel waken nog altijd Elisa­beth van Thüringen en Vincen­tius van Paul, voor­beel­dige figuren, vereerd als heiligen, die zich hebben bekom­merd om zieken en anders­zins hulp behoevenden.

Bij gele­gen­heid van dit, mijn kroon­jaar verschijnt vandaag op 28 november 2019 een door Nels Fahner geschreven portret -- gevolg van een reeks vertrou­we­lijke gesprekken op plaatsen waarvan de straten mijn voet­stappen hebben gedrukt. Amsterdam en Leiden, Rome en 's-Herto­gen­bosch.

Hier in de Hertog­stad ben ik wel geboren maar de ouders vertrokken spoedig met de toen twee zonen, van wie ik de tweede ben, eerst naar Bussum en later naar Amsterdam waar ik getogen ben, school gegaan tot en met mijn eerste studie aan de Univer­si­teit van Amsterdam. Ik heb toen niet vermoed nog eens zo gaarne in mijn geboor­te­stad te verkeren. Natuur­lijk reisden wij als gezin, inmid­dels van vier kinderen, met grote regel­maat naar 's-Herto­gen­bosch waar de beide fami­lies woonden en waar een bezoek aan de Zoete Moeder in de kathe­drale basi­liek nooit werd over­ge­slagen. Maar het was in de tijd dat mijn vader zestig jaar was geworden dat mijn ouders samen terug­keerden naar hun geboor­te­stad en zij hier nog weer een kwart­eeuw hebben gewoond, dat ik de Brabantse wortels ontdekte, mij over­tuigd lid van de Gene­ra­li­teits­landen begon gewaar te worden en zoals de Vlamingen en de Limbur­gers als Brabander de beterweters

van boven de Moer­dijk met andere ogen ging beschouwen. Gewijd tot priester in de Sint Bavo van Haarlem deed ik hier mijn eerste Heilige Mis in de Sint Jan. Hier voer ik mijn beide ouders uit vanuit de Cathrien of Kruis­kerk waar beiden ook waren gedoopt in 1917 en 1920. Hier speelde ik een jaar kort plebaan, door een enke­ling geliefd maar voor het overige tame­lijk gehaat -- zelfs zo dat ik mij een periode lang heb begrepen als het monster van de Hertog­stad. Hier zal ook mijn uitvaart zijn en de rust­plaats van mijn stof­fe­lijke resten.

Om waar­schijn­lijk publi­ci­taire redenen wordt dit nu verschenen portret aange­merkt als biografie, ofschoon het dat niet is. In 2020 verschijnt een biografie, waarvan leven en werk beide deel uitmaken. Maar dat volgende boek kan niet worden voltooid zonder dit geschrift , dit portret van Nels Fahner waar­voor ik hem hier dank zeg. Ik heb open en zonder terug­hou­dend­heid over mijn leven verteld en hij Nels heeft daarvan terug­hou­dend en beschaafd zonder zin voor sensatie gebruik gemaakt. Ik heb dit portret geau­to­ri­seerd, omdat hierin over mijn leven wordt verteld, zoals ik het zelf heb beleefd. Treu­rige zaken en schone zaken. De herbe­le­ving van menige levens­e­pi­sode is mij niet goed afge­gaan. Te meer is het mijn tevre­den­heid dat hetgeen in dit boek wordt gezegd niet nog eens gezegd behoeft te worden. Wat mijn eigen aandeel aan dit portret betreft: Ik ben daarop niet trots, geens­zins. Ik hoop niemand vanuit het verleden of het heden erdoor gekwetst te hebben. Indien zo, dan veront­schuldig ik mij nu reeds. In ieder geval was het niet mijn oogmerk met deze reeks opge­te­kende gesprekken mijn eigen levens­straat schoon te vegen.

Hoe is het om 75 jaren oud te worden? Ik ben lang jong gebleven. Naar eigen inzicht heb ik de volwassen middel­bare leef­tijd over­ge­slagen en ben ik zonder over­gang in de ouderdom aange­komen -- de jonge ouderdom wel te verstaan. Het is pas van werke­lijk recente datum dat de zin om op te treden vermin­dert en ook de zin om te studeren, te schrijven, te werken. Of dat zo blijft, weet ik nog niet. Maar om het eigen­tijds en in D66-taal te zeggen: Ik vind het leven zo wel voldoende. Ik ben nage­noeg klaar om te gaan. Niet­temin zou ik nog wat kunnen blijven.

De wijs­heid van de ouden is mij niet ten deel gevallen. Maar deson­danks heb ik vrede met het leven. Geen uur van mijn leven zou ik willen over­doen. Ik aanvaard dat het is gegaan zoals het is gegaan. Alle lessen die ik anderen heb voor­ge­houden omtrent de dood mag ik nu zelf over­wegen: 'Media vita summus in morte.' (Midden in het leven zijn we in de dood.) 'Hodie mihi, cras tibi.' (Heden ga ik dood maar morgen gij.) 'Memento mori.' (Bedenkt dat ge zult sterven.) 'Homo bulla.' (Meer dan een luchtbel is de mens niet.) 'Sic transit gloria mundi.' (Zo vergaat de eer van de wereld.) En ten slotte deze uitspraak van Montaigne: 'Maakt de dood tot uw vriend, dan kan hij u ook niet overvallen.'

Het ligt in de natuur­lijke voor­be­schik­king van de mens dat de geslachten elkaar opvolgen. Het getuigt van de heden­daagse dwaas­heid dat de mensen hun leven op deze aard­kloot zo lang moge­lijk zouden willen doen rekken, alsof alleen het leven schoon is maar niet even­zeer de dood in de rust van de kist.

Ik ben dank­baar voor het leven dat mij is geschonken. Matig heb ik wat ervan gemaakt. Maar mocht ik toch 80 worden of zelfs 85, dan hoop ik u allen te blijven kennen en ook te kunnen werken totdat de dood erop ten slotte toch onher­roe­pe­lijk zal volgen, indachtig deze les van Jesus die Hij uit jegens Petrus (Jo 21,18): 'Voor­waar, voor­waar ik zeg u -- toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en ging waar­heen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waar­heen ge niet wilt.'

Ik dank u allen voor uw komst naar hier. Ik dank voor de gast­vrij­heid André Stik­kers, eige­naar van boek­handel Heinen, Ik dank  uitgever Peter Gorter van KokBoe­ken­cen­trum, ik dank vorm­geef­ster Marion Rosen­dahl en foto­graaf Wim van de Hulst, ik dank nog eens Nels Fahner en ook in enen Beppie de Rooy die ons beiden als engel heeft bijge­staan in de voltooiing van dit portret. Aan haar over­handig ik het zo juist uit handen van Nels ontvangen eerste exem­plaar als eerbetoon.