BEDEVAREN
12 V 2014
– vooral plekken waar Maria wordt vereerd of is verschenen.
Geloofsgetuigenissen, niet verbonden met kunstzinnige schoonheid maar met alledaagse tederheid waarin kwetsbaarheid huist.
Kreupelen in wagentjes en zieken in bedden. Vrouwen biddend op de knieën en vrouwen die van een priester de geconsacreerde hostie ontvangen. Een wachtende priester. Mannen en vooral vrouwen voortrekkend in de lichtprocessie. Een oude vrouw die buiten poogt haar kousen aan te trekken. Slapende jongelieden op de grond. Een man die voor zich uit kijkt. Mannen en vrouwen die samen wuiven naar het gekroonde beeld van Maria in wit kleed met blauwe sjerp – ter verering rondgedragen in Lourdes, niet ver van de grot waar Bernadette de Maagd heeft gezien.
Vertrouwvol overgeven van veelal eenvoudige gelovigen, onbekommerd hoe anderen daarover zouden denken, opgaand in hun toewijding en in die toewijding getroost en op hun beurt troostend.
Andere beelden: Gevouwen handen in preveling van de rozenkrans. Kruisen om de hals gedragen en heiligenbeeltenissen op de buik als botton. Brandende kaarsen. Een meisje als heilige en een jongen als engel. Gipsen beelden van Jesus als Heilig Hart, van Antonius van Padua, van de heilige Rita. Uitingen van vroomheid die heiligheid in gewoonheid van leven halen.
Nog andere beelden: Maria van Fatima in serieverkoop en Maria van Lourdes als waterfles. Winkels met snuisterijen als herinneringstekens, hotels voorzien van vrome namen. Waar heiligheid zich gestalte zoekt, is handel nabij.
Beelden, zo of anders geordend, tonen binnenkant en buitenkant van geloofsbeleving op particuliere manier. En dat schouwspel overkomt de toekijkende gelovige anders dan de nieuwsgierige heiden die dikwijls evengoed niet onberoerd blijft door het bad van bewegend gemoed dat de menigte als geheel onderdompelt. Waarom bedevaren mensen? Waarom trekken zij ter bedevaart? Zij maken de tocht naar het pelgrimsoord. Dat daarheen gaan is reeds een vorm van bidden en daar aangekomen brengen zij hun bede voor het heiligdom – de plaats waar de hemel de aarde heeft aangeraakt, plek daarom van bezinning, uitgelezen oord om genezing te vragen, zorgen voor te leggen, smart te verwerken. En Maria, die de Moeder Gods is en daarom meest intiem met haar Zoon – de Zoon Gods, Jesus Christus – verbonden blijft, beluistert de gebeden en leidt die verder voor Gods troon. Zo ongeveer is de beleving van de gelovige. En die van de niet gelovige? Hij wil wel eens weten wat dat massagedrag beduidt. Hij wordt aangetrokken door iets dat onnoembaar blijft, althans niet in platte redenering te vatten is. Een dergelijke gewaarwording behoeft niet terstond de aarde met de hemel te verbinden; want ook onderling menselijk doet die zich voor. Zoals pelgrims niet zonder meer te scheiden zijn van toeristen, zo evenmin gebeurtenissen in een bedevaartplaats van die in een sportstadion. Gezamenlijk wordt iets als een ritueel voltrokken. En wie het doel heeft bereikt of de wedstrijd gelopen, die krijgt daarvan een bewijs en neemt herinneringstekens mee terug naar huis – niet alleen voor eigen genoegen maar ook om te tonen aan anderen. Bij alle nagestreefde innerlijke schoonheid, altijd eigen aan bidden, voegt zich het leger van uiterlijke lelijkheid, van nature eigen aan kitsch. Ook zo omarmt de hemel de aarde daar op de heilige plek van bedevaart.
Vanwaar toch de toegenomen belangstelling voor pelgrimsoorden? Alleen verwenning en daarom slechts behoefte aan nieuwe prikkeling? Dat zou kunnen, maar is als verklaring mager. Behoefte aan sensatie als gevolg van verzakelijking van het dagelijkse leven? Die reden speelt stellig mee. Zoeken naar zin voorbij de horizon van weifeling en twijfel? Wellicht schuilt daarin de grond tot algemeen bedevaren in deze tijd.
Anoushka van Velzen Tools of belief (Rotterdam 2008) [inleiding]