DE SCHOONHEIDSLEER VAN ANDRÉ JOLLES
Auteur: Antoine Bodar
Aantal pagina's: 373
Uitgeverij: Bouvier - Bonn
Verschijningsdatum: 1987
Jolles, Johannes Andreas, kunsthistoricus en literatuurtheoreticus (Nieuwediep (N.H.) 7-8-1874 - Leipzig (Duitsland) 22-2-1946). Zoon van Hendrik Jolle Jolles, marineofficier, en Jacoba Cornelia Singels, schrijfster van novellen. Gehuwd op 8-9-1900 met Mathilde Mönckeberg. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 jong overleden zoon, 2 zoons en 3 dochters geboren. Na echtscheiding (26-7-1918) gehuwd op 24-8-1918 met Magarete Elisabeth Boecklen. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. Hij verwierf op 26-10-1914 door naturalisatie de Duitse nationaliteit.
André Jolles bracht zijn jeugd door in Amsterdam, bezocht het Stedelijk Gymnasium, maar deed geen eindexamen. Zijn in 1888 weduwe geworden moeder introduceerde haar enige kind, even begaafd als vroegrijp, in de kring van de Tachtigers die bij haar aan huis kwamen, deed hem kennis maken met het Franse symbolisme en nam hem mee naar Italië, naar Florence. In dit geestelijk klimaat ontpopte Jolles zich als dichter en schrijver, publiceerde poëzie in Van Nu en Straks , het Tweemaandelijksch Tijdschrift , De Nieuwe Gids , en beschouwingen op het gehele gebied der kunsten in De Telegraaf , De Amsterdammer en De Kroniek , waarvan hij bij de oprichting in 1895 redacteur werd en vooral aanvankelijk mede de toon bepaalde door zijn rubriek 'Brieven van Piet den Smeerpoets'. Deze eerste levensfase eindigt in 1899, toen Jolles zich voorgoed in het buitenland vestigde. Zijn betekenis voor de Nederlandse letteren uit deze periode heeft minder betrekking op de literaire waarde van zijn geschriften dan op de cultuurhistorische: de jonge Jolles kende iedereen in de kringen van Tachtig en Negentig en iedereen kende hem. In 1896 had hij bovendien de historicus Johan Huizinga ontmoet, in wiens jarenlange vriendschap hij een bios parallelos zou ervaren.