WERKEN VAN BARMHARTIGHEID

18 IV 2023

I

De gelij­kenis van de 'Barm­har­tige Sama­ri­taan' (Lc 10,30-37) geeft het beeld bij uitne­mend­heid van de naas­ten­liefde, de om de ander bekom­me­rende liefde, de barmhartigheid.

Een reiziger uit een vreemd land treft een beroofd en neer­ge­slagen man aan, verbindt zijn wonden, brengt hem naar een herberg om te herstellen en laat geld achter om hem te verzorgen. De bekom­mernis blijkt te meer door de tegen­stel­ling met het gedrag van twee verant­woor­ding dragende personen uit het eigen volk die voor­dien met een boog om het slacht­offer heen liepen en aan het eigen lot overlieten.

Een tweede parabel -- die van de 'Verloren Zoon' (Lc 15,11-32) -- verbindt barm­har­tig­heid met verge­ving; beide gees­tes­hou­dingen zijn nauw met elkaar verbonden. Verge­ving immers komt voort uit de van zich­zelf afziende liefde.

Een zoon vraagt zijn vader het erfdeel  en vertrekt om in tempo het gehele vermogen uit te geven. Straatarm geworden keert hij naar huis terug, weet zich zijn zoon­schap niet meer waardig maar hoopt als knecht te worden aange­nomen. Maar zijn vader ziet al naar hem uit, omhelst hem blij­moedig, schenkt hem de zegel­ring van zoon­schap en viert zijn terug­keer met een feestmaal.

Even cordaat als radi­caal  belooft het Laatste Oordeel (Mt 25,31-46) te worden. Want barm­har­tig­heid paart zich aan gerechtigheid.

Wie honge­rigen te eten geeft en dorstigen te drinken, wie vreem­de­lingen opneemt en naakten kleedt, wie zieken verzorgt en gevan­genen bezoekt, die deugt en toont barm­har­tig­heid. Wie dat alles niet doet, deugt niet en wordt veroor­deeld en blijkt voor altijd verwij­derd van Gods schen­kende liefde.

Aldus het zowel duide­lijke als niet zo als barm­hartig ervaren bericht.

Van deze verkon­di­ging uit het evan­gelie van Matteüs zijn de zo genoemde 'werken van barm­har­tig­heid' afgeleid.

II

Aan de genoemde Bijbelse zes voegt paus Inno­cen­tius III in 1207, terwijl de pest heerst, een zevende toe, waar­voor hij zich beroept op het boek Tobit (1,17): 'Zag ik het lijk van een volks­ge­noot buiten de muren van Ninive liggen, dan begroef ik het.' Het zevende werk is het begraven van de doden.  Alle zeven zijn veelal in de beel­dende kunst weer­ge­geven --zo in het Amster­damse Rijks­mu­seum door de Meester van Alkmaar in 1504. Zeven tafe­relen, geplaatst in een eigen­tijdse stede­lijke omgeving.

Paus Fran­ciscus voegt in 2015 nog een achtste toe -- ook weer onder invloed van de eigen tijd, zoals Inno­cen­tius acht eeuwen eerder: bekom­mernis om de natuur, om het klimaat, om 'ons gemeen­schap­pe­lijke huis'.

Het wachten is nu op het achtste gees­te­lijk werk van barm­har­tig­heid. Want die -- in de Middel­eeuwen aan de zeven licha­me­lijke toege­voegd -- zijn bij zeven blijven steken. Tot heden althans. Het zijn zondaars vermanen en onwe­tenden onder­richten, bedroefden troosten en onze­keren raad schaffen, onrecht verdragen en bele­di­ging vergeven. De laatste is bidden voor levenden en voor doden.

Alle vijf­tien werken zijn even vele uitingen van de ene barm­har­tig­heid die Gods liefde is.

Zij  blijven het eenvou­digst samen verbeeld in de twee para­bels van de kunste­naar onder de evan­ge­listen, Lucas -- nog meer in de 'Barm­har­tige Sama­ri­taan' dan in de 'Verloren Zoon'.