ECCO LA PRIMAVERA

26 III 2020

Het is nog maar zo kort geleden, toen ik mij op 10 maart vanuit Umbrië in een nage­noeg lege trein terug naar Rome spoedde, omdat het uitgaans­verbod wegens het corona-virus  de avond tevoren was afgekondigd.

Het land­schap al in lente­tooi, de bomen en struiken in prille bloei. Sedert­dien heb ik van de natuur niets meer weer­ge­zien in dit zo opwek­kende jaargetijde.

'Ecco la prima­vera', dicht en zingt Fran­cesco Landini, de Floren­tijnse priester in de veer­tiende eeuw: 'Zie de lente komt --  om ons hart te verblijden, om tijd voor verliefd­heid te maken, om het gelaat van vrolijk­heid te laten stralen.'

Maar al vijf­tien dagen hebben we hier in Rome de schoon­heid van de ontlui­king niet meer gezien; want we hebben huis­ar­rest en mogen niet naar buiten, tenzij nood­za­ke­lijk en dan met 'reden waarom' inge­vuld formu­lier. Het toezicht van de politie wordt gelei­de­lijk strenger. We zijn dus thuis -- een twin­tigtal pries­ters in het midden van Rome. We zijn geze­gend met een groot onder­komen met twee terrassen en verheugen ons over de ons royaal toege­meten behui­zing, niet verge­tend dat wij verwend zijn in verge­lij­king met menig Romeins gezin dat beperkter woont en ook moet binnen blijven.

Toch is naar verluidt twee­hon­derd meter verwij­de­ring van huis toege­staan. Daarom waag ik mij  tegen­woordig elke dag na de Mis vanuit Santa Maria dell'Anima even buiten en loop langs het kerkje van de Lotha­rin­gers naar Piazza Navona, het lang­wer­pige plein met de drie fonteinen, gebouwd op het stadion voor atle­tiek­weds­tijden van keizer Domitianus.

Zo gewaar ik een paar minuten eigen verbin­ding met de stad en de wereld, ofschoon de piazza leeg is en stil en het enige geluid komt van het voort­kla­te­rende water, al zou de eeuwig­heid al zijn ingetreden.

Opmer­ke­lijk van het oude Rome hier is dat vele monu­menten getuigen van het roem­rijke verleden maar dat hier nergens een boom of een struik of zelfs een bloem is te bekennen. De getui­genis is van steen zonder blijk van het voor­jaar in de natuur. Maar de geschonken ruimte die mij eerst zo deed verbazen en verwon­deren wordt na vijf­tien dagen al gewoon door vermeiing in vroe­gere eeuwen alsof die heden zijn, toen de hygiëne welis­waar minder was maar de stilte nog de ziel kon strelen en het gemoed tot rust brengen.