VERWAANDE MAAKBAARHEID

14 V 2020

Hoe staat het met de maak­baar­heid? Leert ons de 'over­sterfte' dat de mens toch niet het laatste woord heeft? Brengt de 'huid­honger' ons tot bezin­ning? Blijft de open­bare afkeer van gods­dienst op gelijke wijze in stand en blijft zij achter de voor­deur te samen met het leed van de eenzaam­heid? Of wijkt de verwaand­heid van de maak­baar­heid voor wat meer deemoed en bescheidenheid?

Na negen weken van vooral binnen wil eenieder einde­lijk naar buiten. De lichte viering van de tot een week geleden aange­haalde teugels brengen naar verluidt over­volle Tiber-oevers en een door Romeinen te bevolkte Villa Borg­hese. Onder­wijl woekeren complot-theo­rieën voort omtrent het ontstaan van het virus zonder iets aan de huidige toestand te veranderen.

Mijner­zijds mis ik de natuur. Ik zou gaarne eens in de trein door het land­schap gaan en dan daar wandelen in de stilte tussen nu al rijper groen geworden bomen, onder­broken door verdroomde vergezichten.

Terwijl in Milaan over­sterfte heerst, regeert in Rome onder­sterfte. Aldus de verge­lij­kende getallen tussen de vorige lente en die van nu.

In ons huis is huid­honger afwezig, gewend als wij zijn aan afstand. Maar uit vader­landse berichten blijkt dat het groot­ou­ders ontbeert aan knuf­felen van klein­kin­deren.  De huidige huid­honger onder leef­tijd­ge­noten herin­nert ons aan de inflatie van de kus, als zou een enkele kus niet volstaan in plaats van de in Neder­land verplichte drie van vóór de corona-tijd. Niet elke huid­honger behoeft bevre­digd. Het is de afstand die het verlangen aanwak­kert. Zoals 'zijn' boven 'hebben' gaat, zo verlangen boven bezit. Verlangen brengt de hoofse liefde van eertijds in het geheugen terug maar tevens de smach­tende brief­wis­se­ling tussen geliefden nadien in een minder vermeend maak­bare tijd dan heden. De heer­sende verwend­heid is gewen­ning geworden die alles terstond bereik­baar maakt en zonder uitstel verza­di­ging vraagt.

Bent u eenzaam, bezoek iemand die eenzamer is dan u. Weldra gaat het u beter.

En wat schrijft Wilhelm Busch? 'Wie eenzaam is, die heeft het goed, nu niemand hem wat doet.' Dat moge zo zijn voor sommigen, voor de meesten van ons is nabij­heid van anderen voor­waarde zich wel te bevinden. Wij worden ons zelf in de ander, leert ons Martin Buber. In het gezicht van de ander ontdekken we eerst recht ons eigen gezicht en zo ons eigen karakter. Honger naar de huid van de ander is zo het verlangen zich te verliezen in de ander die mij aanvult, verbe­tert en voltooit in omar­ming. Dat is vriend­schap -- amicitia, de troost van amor.

Wij leren weer eens alleen te zijn zonder verdo­ving van opper­vlak­kig­heid -- een vergeten schat, een wakker te schudden gave. Oefe­ning baart kunst. Wij komen alleen ter wereld en wij gaan alleen de drempel over van de dood. Oefenen in alleen zijn bereidt de weg naar het afscheid, laat of vroeg maar onherroepelijk.

En de maak­baar­heid -- de hoog­moed van de heden­daagse mens in het westen? Wij zetten de ontgin­ning van de schep­ping voort -- het andere door God geschreven boek dat ons is gegund. Maar laat de afbraak van de Toren van Babel en de vernie­ti­ging van de Twee­ling van New York ons bij de les houden. Het leven zal nooit geheel maak­baar worden en de wens daartoe is al arro­gant. Maak­baar­heid zal altijd stuiten op voor­alsnog vergeten beper­kingen, zoals we nu opnieuw gedwongen zijn te leren. De mens is de kroon van de schep­ping maar hij is niet de Schepper. Wij zijn mensen en zijn beknot en klein. Maar wij worden minder klein bij inzicht in eigen klein­heid. De verne­de­ring van het corona-virus wijst ons terecht en brengt op de lippen de verbluf­fing van de  Psal­mist (cf. 8,2): 'Wie zijt Gij dat Gij omziet naar ons, Uw schep­selen die Gij Uw vrienden noemt.'