TRADITIONIS CUSTODES (II)

13 VIII 2021

Oplos­sing zoeken door harmonie of conflict, conti­nu­ï­teit of discon­ti­nu­ï­teit, in vertrouwen  voort­gaan of in eigen weten breken. Het zijn twee ver uiteen­lo­pende wijzen van denken en gedragen. Sommigen gruwen van breken en zien daarin geen antwoord op een vast­ge­steld probleem. Anderen prefe­reren te handelen en eigen gelijk af te dwingen.

Het ene type mens geeft de voor­keur aan het harmo­nie­model van denken, het andere type aan het conflict­model.  Het eerste type ziet niets zinnigs in revo­lutie, het andere type ziet zulks tegenovergesteld.

Wat hebben revo­lu­ties gebracht? In Frank­rijk in 1789, in Rusland in 1917, in West-Europa in 1968 zowel in de wereld als in de Kerk? Nage­streefde vervreem­ding brengt verdriet, niets anders.

Wie wordt opge­roepen behoeder van de Traditie te zijn -- Tradi­ti­onis custos -- die kan dat alleen zijn van de voort­gaande Traditie en niet van een deel daarvan die klaar­blij­ke­lijk terug­gaat op een vermeende breuk in het recente verleden.

Het Tweede Vati­caans Concilie beduidt geen breuk met de Traditie maar een voort­gaan op de Traditie. In de Kerk past alleen de herme­neu­tiek van de conti­nu­ï­teit, niet die van de discon­ti­nu­ï­teit. Ecclesia semper refor­manda -- De Kerk moet altijd worden hervormd, maar altijd reke­ning houdend met de Traditie en niet daarmee brekend.

I

Wat leert ons in deze trant van denken de verge­lij­king op tussen het 'Motu proprio' plus bege­lei­dende brief van 7 juli 2007 en het 'Motu proprio' plus bege­lei­dende brief van 16 juli 2021? Zoeken van harmonie tegen­over aangaan van conflict.

De toon in Summorum Ponti­ficum is mild en verzoe­nend, de toon in Tradi­ti­onis Custodes is hard en gebie­dend. De schrif­turen van beide pausen zijn van dezelfde omvang. Het schrijven van Bene­dictus XVI werd van kracht op het feest van Kruis­ver­hef­fing (14 IX) -- twee maanden na publi­catie, dat van Fran­ciscus met onmid­del­lijke ingang.

Paus Bene­dictus ging voort op  het 'Motu proprio' Ecclesia Dei van paus Joannes Paul II van 2 juli 1988. (De op grond daarvan inge­stelde commissie met dezelfde naam is op 19 januari 2019 door Fran­ciscus weer opge­heven, terwijl de taken sedert­dien zijn over­ge­nomen door de Congre­gatie van de Geloofsleer.)

Paus Bene­dictus had her en der nage­vraagd  alvo­rens tot publi­catie over te gaan. De bisschoppen nodigde hij meteen uit hun bevin­dingen na drie jaren kenbaar te maken. Paus Fran­ciscus heeft de bisschoppen geën­quet­teerd, waarvan de alge­mene conclusie moet zijn dat de meeste bisschoppen de ene rite in gewone vorm en buiten­ge­wone vorm (forma ordi­naria et forma extra­or­di­naria) niet zouden willen voort­zetten. In alle nage­streefde door­zich­tig­heid van het huidige Vati­caans commu­ni­ceren is de uitslag van de enquête niet als geheel bekend gemaakt.

De mens is zijn stijl.

Wat leverde de erva­ring met drie jaren Summorum Ponti­ficum in 2010 op?

Volgens de commissie Ecclesia Dei op 29 april 2011 stuurde eenderde van de bisschoppen een reactie. De oude Mis blijkt gewaar­deerd in Europa, de Vere­nigde Staten en Australië, veel minder in Zuid-Amerika, Afrika en Azië. In Frank­rijk is de Triden­tijnse Mis het meest geliefd, vooral in abdijen met jonge priesters.

Voor­oor­delen en weer­stand tegen de oude Mis onder bisschoppen als louter 'nostal­gisch en rigide' zijn gebleven. Velen negeren het 'Motu proprio' en inter­pre­teren het negatief.

'Zou u een in het Latijn opge­dragen Mis met Grego­ri­aanse zang in de buiten­ge­wone vorm in uw paro­chie­kerk bezoeken zonder dat die in de plaats komt van de Mis in de gewone vorm?' Op die vraag uit een onder­zoek in vier Euro­pese landen hebben belij­dende katho­lieken met 'ja' geant­woord -- dat wil zeggen 26 procent in het Vere­nigd Konink­rijk, 44 procent in Duits­land, 53 procent in Portugal, 63 procent in Italië.

II

Wat heeft Bene­dictus XVI met Summorum Ponti­ficum beoogd?

De pontifex komt in navol­ging van Joannes Paulus II tege­moet aan de wens van gelo­vigen die gehecht blijven aan de vorm van de Mis van Trente, te meer daar de vorm van de Mis van Vati­canum II veelal is al te ruim is opgevat met veel hinder­lijke crea­ti­vi­teit als gevolg. Daar­en­boven kan een vorm van liturgie waarin eeuwen lang is gebeden  niet afge­schaft heten maar in tegen­deel altijd toege­laten blijven. Gebleken is dat ook jonge mensen de vroe­gere vorm hebben ontdekt, zich daartoe aange­trokken voelen en daarin een bijzon­dere ontmoe­ting  met het mysterie van de Eucha­ristie vinden. Een grotere sacra­li­teit vinden derge­lijke gelo­vigen in de oude vorm die zij minder in de prac­tijk van de nieuwe vorm aantreffen.

De vrees, als zou de toela­ting van het Oude Missaal in de uitgave van Joannes XXIII van 1962, tot onrust en splij­ting in paro­chies kunnen leiden, wijst Bene­dictus terug. Voor het oude Missaal is een zekere litur­gi­sche vorming voor­waarde en enige vertrouwd­heid met het Latijn. Dat zal lang niet iedereen aanspreken. Verder kent de litur­gie­ge­schie­denis groei en voor­uit­gang, geen breuk. 'Wat vroe­gere gene­ra­ties heilig was, blijft ook ons heilig en groot en kan niet plot­se­ling  verboden of zelfs scha­de­lijk zijn.'

Beide vormen van de ene Romeinse ritus zouden elkaar weder­zijds kunnen bevruchten.

'Openen wij ons hart wijd en laten we al de ruimte waaraan het geloof zelf ruimte geeft.'

Wat beoogt Fran­ciscus met Tradi­ti­onis Custodes?

De pontifex stelt vast dat de beweeg­re­denen van Joannes Paulus II en van Bene­dictus XVI  het Missaal van 1962 toe te laten vooral behelsde het schisma  met de bewe­ging van aarts­bis­schop Lefebvre te over­winnen. Fran­ciscus conclu­deert op grond van de door de Congre­gatie van de Geloofs­leer gehouden enquête dat afstanden tussen de volgers van het Missaal van Paulus VI van 1970 (de nieuwe vorm) en van die van 1962 (de oude vorm) niet is verkleind maar vergroot. Zo wordt de Kerk verwond en op haar weg belem­merd. Het gevaar van splij­ting is aanwezig.

Fran­ciscus betreurt het met de beide vorige pausen dat de nieuwe Mis al te crea­tief wordt gevierd maar het vervult hem even­zeer met treu­rig­heid dat de oude Mis als instru­ment wordt gebruikt niet alleen om de litur­gie­her­vor­ming van het jongste concilie af te wijzen maar ook het gehele Vati­caans Concilie, dat de Traditie en de 'ware Kerk' zou hebben verraden, in twijfel te trekken.

De paus ziet zich daarom gedwongen de bevoegd­heid te herroepen die zijn beide voor­gan­gers hebben toege­laten en de vrije viering van de Triden­tijnse Mis te beperken. Dat gebeurt om de eenheid van het Lichaam van Christus te verde­digen. De paus beroept zich voorts erop dat ook paus Pius V bij de invoe­ring van het Romeinse Missaal van 14 juli 1570 alle riten van de Mis tot dan toe heeft uitgesloten.

III

Mij persoon­lijk treft in de verge­lij­king van de beide pause­lijke schrif­turen het meest dat in de tweede de nadruk ligt op de bewe­ging van Lefebvre, die Bene­dictus hele­maal niet noemt. Mijns inziens niet zo maar. De vorige paus schrijft vanuit het inzicht dat het heimwee naar de oude Mis veel breder gedragen wordt onder mede­gel­o­vigen -- omwille van bele­ving van het geheim van het geloof  in de buiten­ge­wone vorm en uit onvrede met de dikwijls slor­dige viering van de gewone vorm van Eucha­ristie die vaak eerder de mens dan God in het middel­punt stelt.

De bewe­ging van de onge­hoor­zame, op 2 juli 1988 daarom geëx­com­mu­ni­seerde aarts­bis­schop van toen en de daaraan geli­eerde pries­ter­broe­der­schap Pius X, opge­richt op 1 november 1970, betreffen een niet te verwaar­lozen minder­heid, nog altijd evenwel in dichte nabij­heid van de Kerk. Maar waarom zet Fran­ciscus de Petrus-broe­der­schap, meteen opge­richt na de excom­mu­ni­catie van aarts­bis­schop Lefebvre op 18 juli 1988, nu zo in de vader­lijke vries­koude van het vooral hori­zon­taal Kerk beleven, de verti­cale bele­ving van God al te zeer verwaar­lo­zend of niet ziend?

Met deze nadruk op Lefebvre cum suis maakt paus Fran­ciscus de indruk daarin een stok gevonden te hebben om een groter deel van zijn kudde dan die van de afge­dwaalde kinderen als herder te slaan in plaats van hen -- met de door hem immer bepleite teder­heid -- nabij te blijven. Een herder behoort immers zijn schapen te ruiken, leert hij ons, eraan voor­bij­gaand dat zeer wel een priester herder­lijk kan zijn zonder terstond tot ruiken over te gaan.

Is het juist dat Pius V even streng te werk is gegaan als Fran­ciscus nu veron­der­stelt? Eerder niet dan wel. Heeft de paus van toen niet die de veel­voud van de riten binnen de Kerk erkend als in gelijke mate waardig en legi­tiem? Is niet het Misboek van Pius V van 1570 nage­noeg gelijk met dat van Paulus II uit 1470 -- op enige secun­daire elementen na?

Zou de huidige paus niet wat deemoe­diger en meer bescheiden hebben kunnen zijn jegens de Traditie? En is hij bereid te beseffen dat hij  de veelal meest diep mede­gel­o­vigen van zijn wereld wijde kudde pijn doet  in deze 'Motu proprio' die zich niet kenmerkt door barm­har­tig­heid maar door lompheid?

Behoort een paus niet hoeder te zijn van de orga­nisch gegroeide litur­gi­sche vomen in plaats daarin het mes van de slager te zetten? De paus immers is geen abso­luut vorst en nog minder een dictator. Hij is de primusaan de Traditie te gehoor­zamen. Getuigt paus Fran­ciscus met dit nu eens echt duide­lijke geschrift -- daaraan ontbreekt het meer keren in andere -- niet van hetzelfde cleri­ca­lisme dat hij bestrijdt?

Waarom legt Zijn Heilig­heid zich toe op het berispen van mede­gel­o­vigen die zich hechten aan de heilig­heid van de liturgie, terwijl hij nooit eens de crea­tie­ve­lingen, die van de liturgie een prettig sociaal gebeuren maken, tot de naar mijn inzicht meer nood­za­ke­lijke orde roept? Zou dat niet meer bevor­der­lijk zijn de Kerk tot het bidden terug te roepen in plaats van steeds maar weer te hameren op nage­noeg alleen het sociale gedrag van gelovigen?

Katho­lieken, die liever in de buiten­ge­wone vorm de Heilige Mis gece­le­breerd zien, zijn niet oorzaak maar veeleer symp­toom van het op te lossen probleem. Dat symp­toom heeft (ook) van doen met onte­vre­den­heid over de prac­tijk van het cele­breren van de Eucha­ristie volgens de novus ordo.

Zou niet de vraag gesteld moeten worden waarom de kerken rap zijn leeg­ge­lopen na de litur­gie­her­vor­ming van Vati­canum II?

Dat zal stellig te maken hebben met de voort­schrij­dende secu­la­ri­se­ring maar misschien nog meer met het uitbannen van het heilige, het sacrum, het mysterie uit de liturgie van de Kerk ten gunste van te veel rati­o­na­li­teit, te veel gepraat, te veel hori­zon­ta­li­teit, te veel (vrij­zin­nige) protestantisering.

Onze Moeder de Heilige Kerk rekent in eeuwen, terwijl dit 'Motu proprio' van Fran­ciscus slechts de disci­pline van nu in Kerk aangaat en niet de dogma­tiek. Een volgende paus kan in navol­ging van deze paus diens disci­pli­naire maat­regel gewoon weer te niet doen. Alleen al uit barm­har­tig­heid en teder­heid jegens eenvou­dige gelo­vigen die arm zijn van geest.

De Kerk heeft nooit unifor­mi­teit gekend in de litur­gi­sche vormen die paus Fran­ciscus nu gebiedt, maar altijd veel­heid van vormen -- kwestie van de geschie­denis kennen. We behoeven alleen maar aan de Ambro­si­aanse riten te denken en aan de eigen vormen van liturgie die de terug­ge­keerden uit de Angli­caanse gemeen­schap hebben behouden.

Past het mèt de betrek­ke­lijk geringe groep van ontken­ners van het Tweede Vati­caans Concilie alle anderen, die de voor­keur geven aan de Triden­tijnse Mis, ook te straffen?

Zou het niet zinvol zijn te onder­zoeken waarom de gewone liturgie van tegen­woordig bepaalde gelo­vigen tegen­staat? Een hervor­ming van de hervor­ming van de liturgie verdient het niet voor een achter­haald schrik­beeld te worden gehouden. Waarom niet alles nog eens onder­zoeken en het goede daaruit behouden? Raad­ge­ving van Paulus.