TERUG IN GROEN

17 I 2021

Na een tame­lijk haas­tige Advent en een nog kortere Kerst­tijd zijn we weer terug in groen -- het litur­gi­sche groen van de para­menten, de kleur van de hoop, tevens de kleur van de gewoon­heid met de daarmee verbonden saai­heid die grenst aan onver­schil­lig­heid. Een onder­schat gegeven door de ijve­rige litur­gie­her­vor­mers in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ander­zijds kan een 'sterke' tijd, zoals Advent en Kerst­tijd, Veer­tig­da­gen­tijd en Paas­tijd, eerst tot eigen recht komen door een 'zwakke' tijd. In de woorden van Mgr Bär eertijds: 'Is het in de Kerk groen, dan is er weinig te doen.'
Die ironie voert tevens tot de ernst van de groene periode in de Kerk: Het geloof geschiedt in het handelen van de dage­lijks­heid. Het volharden in het geloof vraagt meer uithou­ding en vertrouwen in de zwakke dan in de sterke tijd, hoe zeer zich Advent en Vasten ook onder­scheiden van Kerstmis en Pasen -- een tijd van inkeer en boete en een tijd van vreugde en feest.
In haast is de Kerst­t­tijd aan zijn einde gebracht: De derde zondag van Kerstmis is meteen het feest van de Doop des Heren en geldt ook al als de eerste zondag van 'de tijd door het jaar'. Zes groene zondagen lang beluis­teren we in de lezingen uit het Evan­gelie het begin van Jezus' open­bare leven -- ná Zijn Doop in de Jordaan (laatste zondag van Kerstmis) en ná Zijn beproe­ving door de Duivel in de woes­tijn (eerste zondag van de Vasten).

Sinds de eerste zondag van de Advent, het begin van het litur­gi­sche jaar, bevinden we ons in 'jaar B' -- de tweede van drie cycli lezingen op zondag, voor­af­ge­gaan door die van 'jaar A' en gevolgd door die van 'jaar C' -- minder origi­nele beti­te­lingen dan denk­baar. In elk van de drie cycli wordt het Evan­gelie vooral gelezen uit één van de zo geheten synop­tici: Matteüs in 'jaar A', Marcus in 'jaar B', Lucas in 'jaar C'. Dit zijn de Evan­ge­listen, wier verhalen veel met elkaar overeen komen en in dezelfde volg­orde zijn opgeschreven.

Uit het Evan­gelie van Johannes wordt elk jaar op bepaalde zondagen gelezen, zoals elke tweede zondag van de tijd door het jaar -- vandaag dus in dit 'jaar B' oftewel (minder zake­lijk gezegd) in dit 'Marcus-jaar'.
Vandaag is dat Johannes' geheel eigen geschie­denis van de roeping van Andreas en Simon (Petrus), terwijl we volgende week op de derde zondag door het jaar B het bij de drie synop­tici min of meer gelijke roepin­gen­re­laas over dezelfde apos­telen beluisteren.
Marcus (1,16-18) maakt dan gewag van Jezus Die wandelt langs het meer van Galilea en daar de vissers Simon en diens broer Andreas bezig ziet het net uit te werpen in het meer. Jezus vraagt hun Hem te volgen en ze volgen Hem terstond.
Johannes (1,35-42) vandaag doet de gebeur­tenis plaats vinden aan de oever van de Jordaan waar Johannes de Doper zijn ogen richt op Jezus en Hem het Lam Gods noemt. Daarop volgen twee leer­lingen Jezus en vragen Hem waar Hij woont. 'Komt en ziet', antwoordt de Meester. En zij blijven bij Jezus de gehele dag. Andreas met zijn broeder Simon die Jezus nu al Kephas, rots, Petrus noemt. De leer­lingen hebben Jezus gezocht, gevonden, gevolgd en zijn bij Hem gebleven -- de uitno­di­ging die ons allen geldt.

Resten nog drie zondagen door het jaar alvo­rens het Aswoensdag is.
Marcus verhaalt over Jezus Die met gezag als leraar optreedt en een onreine geest uitdrijft (vierde zondag), Die de schoon­moeder van Petrus geneest en bij anderen boze geesten uitdrijft (vijfde zondag), Die een melaatse reinigt en hem opdraagt voor zijn reini­ging te offeren (zesde zondag).