STRAF OF ZEGEN

2 IV 2020

Zelden is iets in het leven of het ene of het andere. Maar moet gekozen worden inzake de corona-crisis, dan is die eerder zegen dan straf.

Liever zouden we geen virus-gese­ling willen onder­gaan. Maar het corona-virus is ons over­komen. En dat is nu de werkelijkheid.

In bepaalde chris­te­lijke kringen wordt nu gesproken over de straf­fende God. Daarbij worden tal van teksten uit de Joodse Bijbel, het Oude testa­ment, aange­haald. God straft Zijn volk Israel ondanks Zijn liefde voor hen. Voor straf 'zullen ze vallen door het zwaard, door de honger en door de pest' (Ez 6,11). Voor straf maakt God als brui­degom van Zijn bruid 'een woes­tijn, veran­dert hij haar in uitge­droogd land en laat hij  haar sterven van dorst' (Hos 2,5).

Hoe veel heeft Mozes niet te stellen met het uitver­koren volk dat hij uit Egypte wegleidt naar het beloofde land? Telkens moet hij weer onder­han­delen met God om Zijn voor­ge­nomen straf te vermin­deren of af te wenden. Juist in de Veer­tig­da­gen­tijd lezen we in het Getij­den­gebed dage­lijks hier­over in Exodus, Levi­ticus, Numeri.

Maar straft God nog zo na de komst van de Christus Die ons door Zijn dood heeft verlost en uit de doden is opge­wekt? Neen; want dank zij Hem is de God van vrees en wrake vervangen door de God van louter liefde. Een straf als Oud-Testa­men­ti­sche plaag is sedert­dien uit de tijd. Evenmin dragen kinderen nog straffen van voor­ou­ders (cf. Lc 13,1-5; Jo 9,1-3).

Daarbij voegt zich dit: Heeft volgens de Moeder­kerk God onze niet een vrije wil geschonken?

Hoewel de lieve Heer geen watje is en dus ons persoon­lijk kan straffen tot herstel van ons zelf en tot uitboe­ting van zonden waaraan we schuldig zijn (cf. Lc 23,40-43; CKK 2266), is het in de corona-crisis niet ouder­wets God Die straft maar de mens­heid die zich­zelf straft. En dat uit vrije wil.

Zelf halen we dieren uit hun natuur­lijke omge­ving en slachten die niet hygi­ë­nisch op open­bare markten -- zoals deskun­digen de versprei­ding van het corona-virus verklaren. De epidemie/endemie is dus ontstaan door mense­lijk toedoen.

Zelf gaan we in tegen Gods schep­ping door de aarde uit te buiten, de lucht te veront­rei­nigen, de zeeën te vervuilen. Zelf weigeren we als bedeelden met misdeelden te delen en zo onrecht te bevor­deren. Zelf menen we dat het leven zonder grenzen maak­baar te maken is. Zelf hebben we ons tot god verklaard en zo God Zelf geloochend.

De zegen van deze crisis is de uitno­di­ging het leven meer te eerbie­digen, de zin ervan te over­wegen en zich te bezinnen op eigen en ander­mans leven. Met de crisis wordt het einde van het ik-tijd­perk inge­luid als deug­de­lijk middel tegen door­ge­dreven indi­vi­du­a­lisme, egoïsme en selfy­isme.  Het is de kans hoofd­zaken van bijzaken te onder­scheiden en het geza­men­lijke belang te stellen boven het eigen belang. Het is de invi­tatie te leven alsof God wèl bestaat, zich te veran­deren, zelfs zich om te keren naar God en zich te bekeren.

Nog luiden de klokken in Neder­land om ons op te roepen tot gebed voor de getrof­fenen en tot afwen­ding van het virus. We prijzen ons gelukkig dat niet alle kerken in de dorpen en de wijken van de steden van bestem­ming zijn veran­derd dan wel afge­broken in het huidige neo-heidense vader­land. Laten de klokken-luidende kerk­to­rens baken van geloof en teken van hoop blijven in het vlakke en platte Neder­land waar de afgod van de sport voor­alsnog God boven ons vervangt en daarmee elk benul van meta­fy­sisch denken.