RECTOR VAN DE FRIEZENKERK

25 XII 2020

I
De avond van de vigilie van het hoog­feest van Kerstmis 2020 was al vallend, een diepe stilte omringde reeds de wereld en Gods Zoon in het eeuwige heden van de liturgie maakte zich op van Zijn majes­tei­te­lijke troon in de hemel af te dalen naar de aarde om Zich onder ons mensen te begeven -- ja toen, na maanden wachten, werd de benoe­ming van de volgende rector van de Frie­zen­kerk in Rome, tevens capel­lanus neer­lan­dicus, door de bisschop-gede­le­geerde van het vader­land bekend gemaakt.
Als rector wil ik trachten te doen wat ik leer -- dienst­baar te zijn aan eenieder en de ander hoger te achten dan mijzelf.
Er is sedert het weggaan uit Rome van de vorige rector, Mgr Antoon Hurk­mans, veel gepraat, gede­bat­teerd en anders­zins van gedachten gewis­seld in niet immer genu­an­ceerde en elkaar ontziende woorden. Maar vandaag op het hoog­feest van Christus' komst onder ons -- niet door de wil van een man maar door de Heilige Geest -- is het de tijd de lessen van de Vrede­vorst in acht te nemen en de vrede onder­ling te betrachten zowel hier in Urbe als in Nederland.
Ik beloof daaraan zo veel als ik kan bij te dragen en daarin, zo u mij dat toestaat, de leiding te nemen.
Zalig Kerstmis.

II
'Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij Moeder zou worden. Zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerst­ge­bo­rene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.' (Lc 2,6-7)
Maar voor­aleer Joseph en Maria in Bethlehem waren aange­komen, hadden zij al met elkaar de onge­woon­heid van hun verbin­tenis beleefd.
En toen, terwijl haar uur aanstaande was, hadden beiden op reis moeten gaan om zich voor de volks­tel­ling te laten inschrijven. En daar ver van huis beviel de Moeder van het godde­lijke Kind buiten de stad in een grot, gebruikt als stal voor dieren, 'omdat er voor hen geen plaats was in de herberg'.
Was de herberg te vol, dat zij niet werden opge­nomen? Of was er wel plaats maar geen plaats voor de weldra beval­lende vrouw en de haar bege­lei­dende man?
Was de herber­gier zonder meer ongast­vrij jegens de vreem­de­lingen, het paar bot de deur wijzend? Neen, zijn afwij­zing werd geleid door bere­ke­ning. Zou de vrouw in een van zijn vertrekken bevallen, hij zou dat vertrek veertig dagen niet kunnen verhuren totdat de onrein­heid daarvan zou voorbij zijn over­een­kom­stig de voor­schriften van de Wet (cf. Lv 12,3-4).
Arm met de armen en vreem­de­ling met de vreem­de­lingen, blijkt Jesus met Maria en Joseph in enen vluch­te­ling met de vluch­te­lingen, zoals Hij ook alleen is met de mensen die alleen zijn en Zich bekom­mert om hen die eenzaam zijn, teleur­ge­steld en achter­ge­steld, niet geacht en niet bemind.
Vragen wij ons dus eenvou­digweg af (cf. Mt 25,31-46): Draag ik bij aan het voeden van honge­rigen en het lessen van dorstigen, het bezoeken van zieken en het bezoeken van gevan­genen, het kleden van naakten en het opnemen van vreemdelingen?
Kerstmis is het hoog­feest van de kwets­baar­heid. Kwets­baar­heid is wapen anderen het hoofd te bieden en zo in eigen zwak­heid Gods sterkte gewaar te worden.

III
Op 12 november 1995 heeft paus Joannes Paulus II het altaar in het midden van deze kerk (bijge­naamd Frie­zen­kerk), waarvan wij gebruik mogen maken, gecon­sa­creerd en bij die gele­gen­heid reli­quiën hierin geborgen van Magnus, mede-naam­gever van dit bede­huis, Willi­brordus, missi­o­naris van de Noor­de­lijke Neder­landen, en Serva­tius, missi­o­naris van de Zuide­lijke Nederlanden.
Dit altaar is het juweel van dit Gods­huis. Het symbo­li­seert Christus, zoals in elke andere kerk. Het wordt gekust en bewie­rookt als teken van Christus alleen.
Het blok marmer draagt aan de voor­zijde de tekst: Hic lapis est in quo natvm Templo obtvlit olim more Hebre­vorum Virgo Maria suum [Filivm primo­ge­nitvm] -- Dit is de steen waarop de Maagd Maria haar jong Gebo­rene eertijds volgens de wet van de Joden [aan God] heeft aange­boden. Dit betreft het feest van de Opdracht in de Tempel van het Kind Jesus, dat de Kerk viert op 2 februari (cf. Lc 2,22-38) -- de veer­tigste dag na de geboorte van de Heiland, de mens geworden Zoon Gods.
Wanneer wij dit altaar mogen kussen, kussen we -- naar de vrome over­le­ve­ring omtrent deze steen -- het Kind Zelf in de kribbe.