PRIMAAT EN SYNODALITEIT

15 VII 2024

I

Hoe verhoudt zich syno­da­li­teit, door paus Fran­ciscus met verve nage­streefd, met pausdom?

In syno­da­li­teit gaat het hem om onder­linge dienst­baar­heid in open­heid, naar elkaar luis­teren, ontmoe­ting en onder­schei­ding en dat alle­maal in de hier­ar­chisch gestruc­tu­reerde Kerk met de opperste dienaar in geza­men­lijk­heid met de mede­bis­schoppen aan het hoofd, de top van de pira­mi­daal gebouwde communio die de Kerk van nature is. Belem­me­ring in syno­da­li­teit noemt Fran­ciscus het cleri­ca­lisme, maar de vraag dringt zich op in hoeverre de hoogste clericus -- niet te verwarren met cleri­ca­list -- niet ook obstakel mag heten.

Tref­fend in het huidige ponti­fi­caat is dat ener­zijds paus Bergo­glio meer auto­ri­tair is dan zijn directe voor­gan­gers, terwijl hij ander­zijds zich slechts noemt 'bisschop van Rome'. En zulks blijkt ook; want de kardi­naal, die norma­liter namens de paus het bisdom Rome bestuurt, is inmid­dels gere­du­ceerd tot een soort kape­laan en voorts naar elders bevorderd.

De Cate­chismus uit mijn jeugd­jaren leerde omtrent het paus­schap: 'De paus is de bisschop van Rome, de wettige opvolger van de heilige Petrus en de plaats­be­kleder van Jesus op aarde.' In het huidige compen­dium van de Cate­chismus van de katho­lieke Kerk staat over zijn zending: 'De paus, bisschop van Rome en opvolger van Petrus, is het blij­vend en zicht­baar beginsel en funda­ment van de eenheid van de Kerk. Hij is de plaats­ver­vanger van Christus, het hoofd van het bisschop­pen­col­lege en herder van heel de Kerk, waar­over hij krach­tens godde­lijke instel­ling de volle­dige, hoogste, recht­streekse en univer­sele macht heeft.'

Opval­lend in deze tweede formu­le­ring van na het Tweede Vati­caans Concilie blijven 'plaats­ver­vanger' en 'krach­tens godde­lijke instel­ling'. De term 'plaats­ver­vanger' is mij altijd wat aanma­ti­gend voor­ge­komen, ofschoon ook al de eenvou­dige priester de andere Christus (alter Christus) mag heten, wanneer hij de Heilige Mis opdraagt.

Over het opper­her­der­schap bij goddde­lijk recht later.

De term 'opvolger van Petrus' komt mij als evident voor met beper­king tot de vraag in hoeverre de primaat boven andere primaten staat of als eerste gelijk­vloers met gelijke eersten -- in luis­te­rende en colle­giale en broe­der­lijke zin. Noch­tans heet de paus primaat van oo de primaten.

In dit kader over verhou­ding van synda­li­teit en paus­ambt is vooraf nog dit vast te stellen:

In 2006 schaft Bene­dictus XVI de term 'Patri­arch van het Westen' als een van de titels van de paus af. De term, aange­nomen vanaf 642, verwijst immers niet meer naar een bepaald kerke­lijk terri­to­rium maar naar de Latijnse Kerk waar ook -- teken van juri­disch denken.

In dit jaar (2024) herstelt Fran­ciscus de term 'Patri­arch van het Westen', klaar­blij­ke­lijk als leider van de Latijnse Kerk, over de gehele wereld verspreid, en aldus te verstaan als een van de eerbied­waar­dige Patri­ar­chale Kerken wereld­wijd -- teken van  oeku­me­ni­sche bewogenheid.

Paus Fran­ciscus is de bisschop van de locale Kerk van Rome, tevens de primus van de wereld omvat­tende chris­ten­heid. Zo stelt de Moeder­kerk zich dat nu voor. Zijn schoonste titel is servus servorum -- knecht van knechten, wiens roeping het is ons aller voeten te wassen (cf. Jo 13,3-14). Welk een hoog­heid in dienst­baar­heid. Idea­liter, dat wel. En Roma locuta, causa finita? We zullen zien. Altijd moet het ideaal van de dienst­baar­heid blijven gekoesterd.

II

Het paus­schap in syno­da­li­teit  behoeft nader te worden onder­zocht en bepaald, zorg­vuldig bestu­deerd in samen­spraak met alle andere tong­vallen binnen de ene taal van de chris­ten­heid en derhalve van de ene metter­tijd geza­men­lijke Kerk. Daartoe immers zijn alle chris­tenen geroepen terug te keren over­een­kom­stig Jesus' wil (Jo 17,21): 'Mogen zij  allen één zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U -- dat zij in Ons één mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij hebt gezonden.'

Daarom heeft op 13 juni van dit jaar (2024) de 'Dicas­terie tot Bevor­de­ring van de chris­te­lijke Eenheid' met als prefect Kurt kardi­naal Koch het studie-docu­ment The Bishop of Rome uitge­geven -- 'Primaat­schap en Syno­da­li­teit in de oeku­me­ni­sche dialogen en in de antwoorden op de ency­cliek Ut unum sint'. En precies dat behelst de publi­catie: dege­lijk, saai, volledig en objec­tief. Naast elkaar staan de vele reac­ties van theo­logen, elders uit de chris­ten­heid, al dan niet in dialoog met Rome geschreven, op het eertijds uitno­di­gende leer­schrijven van 2 mei 1995 door Joannes Paulus II Ut unum sint (Opdat zij één zijn). Daarin (UU 82) leert de Poolse paus ons onge­veer dertig jaar geleden: 'De "dialoog van beke­ring" van alle gemeen­schappen met de Vader, zonder zich­zelf te ontzien, is de grond­slag van broe­der­lijke betrek­kingen die geheel iets anders zijn dan een louter vrien­de­lijke verstand­hou­ding of een puur uitwen­dige harte­lijk­heid. De banden van de broe­der­lijke koinonia worden gesmeed voor Gods aanschijn en in Jesus Christus.'

'Het primaat­schap moet syno­daal worden uitge­oe­fend en syno­da­li­teit vereist de primaat.' Zo vat Kurt Koch het docu­ment samen in de Duitse uitgave van L'Osservatore Romano van 21 juni. Het bereft de  onder­linge afhan­ke­lijk­heid van primaat en syno­da­li­teit op alle niveaus van de Kerk -- locaal, regi­o­naal, universeel.

In 1967 heeft Paulus VI nog vast­ge­steld, dat de paus de grootste hindernis op de weg van de oeku­mene is, maar een halve eeuw later wordt in de dialogen over en weer de paus niet slechts meer als probleem gezien maar veeleer als kans, ja nood­zaak, voor een geza­men­lijke reflectie op het wezen van de Kerk en haar zending in de wereld -- het paus­schap als dienst (diakonia) aan de gehele christenheid.

In de jongste dialoog (van 2023) van katho­lieken met ortho­doxen wordt sterk bepleit duide­lijk onder­scheid te maken tussen de verschil­lende verant­woor­de­lijk­heden van de bisschop van Rome -- als patri­arch van de Latijnse Kerk, als primaat en dus dienaar van de eenheid in de gemeen­schap van alle Kerken en als staats­hoofd. De huidige beklem­to­ning van het paus­ambt in zijn deel-Kerk, het bisdom Rome, draagt eraan bij zijn bisschop­pe­lijke ambt te onder­lijnen dat hij met zijn mede­broe­ders, de andere bisschoppen, deelt.

III

In geza­men­lijke bestu­de­ring van de Petrus-dienst is een nieuwe wijze van lezen van de Bijbel­plaatsen over  de apos­tel­vorst van belang. Katho­lieken begrijpen het primaat­schap van de bisschop van Rome als instel­ling van godde­lijk recht, terwijl de meeste andere chris­tenen dat primaat­schap slechts als instel­ling van mense­lijk recht verstaan. Een nieuw perspec­tief zou zijn de opvol­ging van Petrus als primaat als van godde­lijk èn mense­lijk recht te betrachten -- het primaat­schap als deel van de wil van God voor de Kerk en door de mense­lijke geschie­denis heen in stand gehouden. In de oeku­me­ni­sche dialogen wordt zo het onder­scheid bena­drukt tussen het theo­lo­gi­sche wezen èn de histo­ri­sche contin­gentie van het primaat­schap. Daar­en­boven is daarbij steeds de histo­ri­sche context  te betrekken -- de uitoe­fe­ning van het paus­ambt in verschil­lende peri­oden en omstan­dig­heden. Vanaf het begin van de Kerk gold de Stoel van Rome als de belang­rijkste. Laat dat zo zijn met de beden­king dat weder­zijdse afhan­ke­lijk­heid tussen primaat­schap en syno­da­li­teit op elk niveau van het kerke­lijke leven ter zake is. Het bisschops­ambt te Rome wordt syno­daal bekleed in colle­gi­a­li­teit met de andere bisschoppen die op locaal niveau het bisschops­ambt even­zeer syno­daal uitoefenen.

Deze houding past dus de univer­sele Kerk ten aanzien van de locale Kerken en omge­keerd, voorts binnen Kerken en tussen Kerken en kerke­lijke groe­pe­ringen. Op die wijze wordt niet alleen de oeku­mene verder gediend maar zelfs op den duur de inter­re­li­gi­euse dialoog bevor­derd, stel ik mij voor: De paus als hoofd van de chris­ten­heid die het wereld­to­neel betreedt niet alleen om de wereld en haar leiders te ontmoeten maar ook om met leiders van andere gods­dien­sten en levens­over­tui­gingen te over­leggen tot vergro­ting van verdraag­zaam­heid in de gehele wereld.

Opmer­ke­lijk in het docu­ment over de bisschop van Rome  is een prin­cipe dat uit de sociale leer van de Kerk komt -- subsi­di­a­ri­teit. Wat behelst het subsi­di­a­ri­teits­prin­cipe? 'Geen kwestie, die op een lager niveau naar behoren kan worden behan­deld, moet op een hoger niveau niet worden behan­deld.' Prac­tisch beduidt zulks dat hetgeen locaal kan worden besloten en opge­lost, niet een Romeinse aange­le­gen­heid behoeft te worden.

IV

Rest nog ter bespre­king de onfeil­baar­heid van de paus, het op 13 juli 1870 ten tijde van het Eerste Vati­caans Concilie door Pius IX afge­kon­digde dogma. Was het pausdom al hindernis, meer nog is dat zijn onfeil­baar­heid, daar­en­boven meest­tijds verkeerd begrepen.

Alge­meen in Neder­land wordt aange­nomen dat de paus voor katho­lieken onfeil­baar zou zijn, wanneer hij voor wat dan ook de mond opent. Dat is nu ietwat van het verleden in de periode, toen de paus het zwijgen soms onder­brak om te spreken. Dit misver­stand evenwel is heden waar­schijn­lijk uit de wereld, nu de huidige pontifex veel spreekt en weinig zwijgt en nog al eens vanuit het Vati­caan wordt verklaard dat de Heilige Vader het ene wel heeft gezegd maar het andere toch bedoeld.

In de Cate­chismus van mijn jeugd­jaren hebben de paus afzon­der­lijk èn de bisschoppen geza­men­lijk in vere­ni­ging met de paus het onfeil­baar leer­gezag. In het compen­dium van de tegen­woor­dige Cate­chismus staat: 'Het leer­gezag is onfeil­baar, wanneer de paus van Rome krach­tens zijn gezag als opperste herder van de Kerk òf het bisschop­pen­col­lege in gemeen­schap met de paus […] in een defi­ni­tieve uitspraak een leer afkon­digt inzake geloof en zeden […]'

In beide edities is sprake van de paus afzon­der­lijk en de bisschoppen met de paus geza­men­lijk, terwijl heden voort­du­rend gesproken wordt over colle­gi­a­li­teit van alle bisschoppen inclu­sief die van Rome als eerste.

In het studie-docu­ment The  Bishop of Rome blijkt de dogma­ti­se­ring van de onfeil­baar­heid een pijn­punt, ten diepste gete­kend door de histo­ri­sche omstan­dig­heden van 1870, toen de wereld­lijke vorst Pius IX de Pause­lijke Staat verloor aan het konink­rijk Italië en zich­zelf verklaarde tot gevan­gene van het Vati­caan. In de jongst verschenen, op oeku­mene gerichte studie onder leiding van Kurt Koch wordt gepleit voor een receptie van de receptie  en zelfs een herfor­mu­le­ring van de leer­stel­lingen van het Eerste Vati­caans Concilie (1869-1870) in het licht van het Tweede (1962- 1965) -- juist ten aanzien van de afge­kon­digde onfeilbaarheid.

V

De Kerk in de negen­tiende eeuw wordt gete­kend door de geloofs­ver­de­di­ging tegen­over de 'moderne' dwalingen van de tijd. Rome toont zich met afkeer van moderne denkers en zin voor histo­risch besef. Door opge­dreven neo-ultra­mon­ta­nisme ligt alle nadruk op de plaats van de paus die met een theo­lo­gisch zinloze devotie wordt vereerd. Zo heet hij 'vice-God van de mens­heid' en 'voort­zet­ting van het geïn­car­di­neerde Woord'. En medi­teert de Heilige Vader, 'dan is het God Die denkt in hem'. Dat alle­maal is mede achter­grond van het bijeen­roepen van het concilie en de onfeil­baar­heids­ver­kla­ring in het zich bevrij­dende Italië van vorstjes en vorsten, zelfs van de plaats­be­kleder van Christus op aarde.

De vraag van toen mag hier worden herhaald:

Getuigt het niet van de Voor­zie­nig­heid dat de man die zich onfeil­baar verklaart in het gees­te­lijke  niet te zelfder tijd abso­luut heerser kan blijven in het tijde­lijke? De Kerke­lijke Staat is anachro­nisme geworden. Het is zuive­rend gebleken het spiri­tuele domein meer van het wereld­lijke te scheiden.

Het is John Henry Newman, in 1879 gecre­ëerd tot kardi­naal door Leo XIII, in 2010 zalig verklaard door Bene­dictus XVI en in 2019 heilig door Fran­ciscus, die voor onze tijd als kind van zijn negen­tiende eeuw lessen geeft over de onfeil­baar­heid van de paus.

Newman, uitge­no­digd door Pius IX het concilie te advi­seren, ging daarop om meer redenen  niet in. Hij was ook al op leef­tijd en hechtte aan zijn commu­ni­teit van Orato­ri­anen te Birmingham in Enge­land. Wel gaf hij zijn stand­punt aan anderen te kennen.

Niet de inhoud van de pause­lijke onfeil­baar­heid was zijn bezwaar -- die bestond feite­lijk al -- maar de zijns inziens te haas­tige formele afkon­di­ging -- niet nood­za­ke­lijk volgens hem en moge­lijk ergernis en verwar­ring te weeg bren­gend en daarmee de kloof met niet-katho­lieke chris­tenen verbre­dend. Maar kenne­lijk volgt de Voor­zie­nig­heid met de Kerk wegen die voor ons momen­teel nog verborgen zijn. Aldus Newman toentertijd.

In dit kader van denken over de pause­lijke onfeil­baar­heid overi­gens schenkt Newman zijn tijd­ge­noten en ook ons nu zijn visie op de rechten van het geweten:

Veron­der­stel, zo Newman, dat mijn geweten ten slotte niet strookt met een woord van de paus. Wat dan? Dan moet mijn geweten worden gevolgd. Waarom? De rechten van het geweten zijn door God in het hart van de schep­selen gelegd. De stem van het geweten legt ons de plicht op die -- naar Gods geboden juist gevormde -- roep te volgen. Indien het geweten als heiligste en opperste norm dwingt, dan moet het -- om tegen de stem van de paus in te gaan -- het gevolg zijn van ernstige over­we­ging en gebed. Maar mocht ik (Newman) een heil­dronk over gods­dienst mogen uitbrengen, dan zou ik bereid zijn mijn glas te heffen op de paus, maar toch voor­aleer op het geweten.

Latere conci­lies zullen vroe­gere uitspraken van conci­lies nuan­ceren. Pius IX is niet de laatste paus. Zijn uitspraak omtrent onfeil­baar­heid behoeft niet onge­daan te worden, maar behoeft aanvul­ling. Daartoe is geduld in geloof alleen nodig. Zo Newman.

Met het docu­ment The Bishop of Rome lijkt dat geduld -- bij bena­de­ring althans -- te worden beloond.