OUDERDOM

4 I 2022

'De jaren gaan voorbij, niet meer in draf
maar in galop. De wieg, het bed, het graf
worden allengs inwis­sel­bare woorden,
en elke dag erbij is één eraf.'

Troost van de dichter Jean Pierre Rawie die weet heeft van eindigheid.

Eigen aan oude mensen is dat zij in eenzaam­heid omkijken naar hun leven dat ten beste deels geslaagd heet , zo niet geheel mislukt. Treurig omzien in berus­ting, uitziend naar rust. Het bed en het graf, niet minder verbonden dan de slaap en de dood.

De feesten zijn sober geweest. Daarom overi­gens niet getreurd. Er komen weer andere tijden en de ons beper­kende vrij­heid leert ons een nieuw soort tevre­den­heid na te streven in het besef dat het leven alles­be­halve maak­baar is en dat de heden­daagse mens, zo tevreden met zich­zelf in de westerse wereld, de kans krijgt dieper in de zin van het leven door te dringen.

Het enige motto is moed houden, volharden, angst afzweren en blij­moedig bij het begin van het nieuwe jaar het leven en het werk zo moge­lijk weer aanvangen.

Wie zich in de avond van zijn leven bevindt, beleeft de huidige pandemie anders dan degenen in de middag of de ochtend van het leven. In de levens­pe­ri­oden wordt onder­scheiden tussen middel­punt­vlie­dende tijden (jeugd en volwas­sen­heid) en middel­punt­zoe­kende tijden (de zich jaren rekkende ouderdom). Bejaarden past berus­ting. De behoefte om te handelen neemt door­gaands af. En zij weten: Een pandemie als corona is niet zo nieuw als die lijkt. Virussen en de bestrij­ding ervan zijn van alle tijden. Alleen de wereld omvat­tende schaal van het virus nu is wellicht volledig nieuw.

Mensen in andere levens­pe­ri­oden moeten van zich­zelf veel klagen om de vrij­heids­be­per­king als gevolg van over­heids­maat­re­gelen tot bestrij­ding van het virus. Het inzicht dat elke vrij­heid grenzen kent is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw weggeëbd ten gunste van vrij­heid die onge­brei­deld lijkt te kunnen zijn met het eigen ik in het midden daarvan. Wie lang leeft heeft de kans zich veel te herinneren.

Terwijl wij momen­teel in West-Europa leven in een wereld van over­vloed aan nage­noeg alles en zo verwend zijn dat de weer­stand nog maar zwak is, kennen mensen die aan die over­vloed geen deel hebben meer kracht, meer uithou­dings­ver­mogen, meer incas­se­rings­ver­mogen. Zij kennen de verzwak­kende deca­dentie, die de westerse wereld aankleeft, niet. Beper­kende maat­re­gelen zullen hun humeur minder bederven dan bij de al te verwenden die weinig nog kunnen verdragen en wier persoon­lijke vrij­heids­drang als het eerste gebod geldt.

Bejaarden herin­neren zich de jaren vijftig, toen na de Tweede Wereld­oorlog Europa moest worden herop­ge­bouwd -- de tijd van het Europa van de vaders van dit conti­nent -- voor­uit­stre­vend en moedig, maar ook sober.

Mensen waren gewoon boter­hammen met tevre­den­heid te eten en zich te verheugen over het kleine en daarmee tevreden te zijn. De hard­heid van het leven was gewoon en geen uitzon­de­ring zoals nu. En er was meer tijd over de zin van het leven na te denken.

De jaren vijftig behoren tot de onvol­tooid verleden tijd. Zij zijn de moeite waard nog eens te over­wegen waar het gaat om de menta­li­teit, de tevre­den­heid en de rijkdom van de soberheid.