OUDERDOM (III)

9 VII 2023

I

Voor de derde werelddag van aandacht voor oude mensen knoopt paus Fran­ciscus dit jaar op 23 VII aan bij de jonge vrouw Maria en haar oude nicht Elisa­beth. Wanneer de engel Gabriel Maria aankon­digt dat zij wordt over­scha­duwd door de Heilige Geest en de Zoon van de Aller­hoogste zal baren, hoort zij tevens dat Elisa­beth, ofschoon onvrucht­baar en oud, toch alsnog in de zesde maand is van haar zwan­ger­schap van Joannes (cf. Lc 1,30-32.36).

De jonge vrouw reist naar de oude vrouw om haar terzijde te staan en Elisa­beth erkent terstond de geze­gende staat van Maria, 'de moeder van mijn Heer' (Lc 1,42-43). En zij op haar beurt jubelt het uit: 'Barm­hartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen.' (Lc 1,50)

'De Heilige Geest zegent en bege­leidt iedere vrucht­bare ontmoe­ting tussen verschil­lende gene­ra­ties, tussen groot­ou­ders en klein­kin­deren, tussen jonge en oude mensen', verklaart paus Bergo­glio het gekozen motto (Barm­hartig is Hij van geslacht tot geslacht) en vervolgt: 'God wenst dat jonge mensen, zoals bij Maria en Elisa­beth, het hart van oude mensen verblijden en wijs­heid uit hun levens­er­va­ring putten; vooral is het Zijn wil dat wij bejaarden niet alleen laten en hen niet naar de rand van de maat­schappij duwen, hetgeen heden helaas te vaak het geval is.'

'Geplant in het huis van God en opge­groeid in Zijn voorhof, blijven recht­vaar­digen zelfs in hun ouderdom welig en sappig en groen', weet de Psal­mist (92,14-15). Of dat werke­lijk zo is, kunnen bejaarden beter afwachten: 'Welig' zou nog kunnen, maar 'sappig en groen' behoort de jeugd, tenzij bij bevoor­rechte ouden maar dan in alleen gees­te­lijke zin.

Jongeren moeten het als hun taak zien in de ontmoe­ting met ouderen zich te leren herin­neren deel uit te maken van een meer omvat­tende geschie­denis dan de eigen gene­ratie. De belang­rijkste gebeur­te­nissen en de mooiste dromen reali­seren zich niet in een ogen­blik maar in groeien en rijpen gaan­deweg, in een dialoog, in een betrek­king. Aldus de onder­rich­ting van de paus. Gods lief­des­pro­ject omspant verleden, heden en toekomst en verbindt de gene­ra­ties onderling.

In de omar­ming tussen Maria en Elisa­beth, tussen jong en oud, dringt Gods barm­har­tig­heid vreug­devol en zacht­moedig binnen in de mense­lijke geschie­denis.  Fran­ciscus nodigt ons uit groot­ou­ders en oude mensen in het alge­meen in ons leven te betrekken. Laat hen niet alleen; want hun aanwe­zig­heid in fami­lies en gemeen­schappen is waar­devol. Zij maken ons bewust dat wij hetzelfde erfgoed en dus dezelfde wortels delen. Het heden over­le­veren zij het verleden om de toekomst gestalte te geven. Laten we allen voor­uit­kijken en ons door Gods genade laten vormen die ons van gene­ratie tot gene­ratie bevrijdt uit stil­stand en treurnis om wat voorbij is.

II

De pause­lijke bood­schap aan jongeren om ouderen niet te vergeten en niet buiten te sluiten spreekt voor zich. En ouderen kunnen mee-voor­uit­kijken met jongeren, hoewel voor hen zelf daar weinig in het verschiet ligt. Omkijken nodigt meer uit en daar valt genoeg zich te herin­neren en her te beleven. 'Leer ons de vluch­tig­heid zien van ons leven, laat die wijs­heid door­dringen tot ons hart', bidt de Psal­mist (90,12-13.10), 'zeventig jaar kan ons leven tellen, tachtig misschien, als wij krachtig zijn; het meeste daarvan is kommer en leed; ze ijlen voorbij en wij met hen'.

De jeugd behoort de toekomst, de ouderdom het verleden. Dat is ware wijs­heid. En dat is behalve natuur­lijk en passend tevens gunnend en gelukkig.

Is de strijd gestreden, dan wacht de mijme­ring in verwach­ting van De Aanzeg­ging (in de regels van Ida Gerhardt):

'Wees niet bevreesd wanneer de knokkel op/ de deur, de kort herhaalde klop/ van wie tot wachten nimmer was gezind,/ er is. Schuif weg de grendelbout/ en zorg dat gij uw gast rechtop begroet/ en, als hij zegt wat hij u zeggen moet,/ dat gij hem niet één woord ten kwade houdt./ Hij kwam dat gij u voor­be­reiden zoudt.'

Omzien in verwon­de­ring, in verbijs­te­ring, in geluk­za­lig­heid, in weemoed. Ook dat is deel van leven dat weldra gaat en plaats maakt. Bij het vallen van de levens­avond in het aanzien van de dood, juist dan wordt de levens­boog nog eens gespannen  tot aan de kinder­jaren. Moei­te­loos keren mensen en gebeur­te­nissen terug in herbe­le­ving en daarmee schaamte, vreugde en smart. Het gaat niet om tevre­den­heid, alleen om vrede. 'Het zij zo', klinkt de berus­ting, de gela­ten­heid -- in berouw en in dank, in vermorste en gebruikte tijd, in hard­heid en mildheid.

Jonge mensen en oude mensen kennen de onover­brug­baar­heid van de onder­scheiden gene­ratie -- de jongen verwachten hun toekomst, de ouden hun voltooiing -- maar in de regel, althans zo komt het mij voor, verbinden toch deze beide meer met elkaar dan die met de middel­baren, de gene­ratie van heer­sers en mach­tigen. Jongen behoeven aanmoe­di­ging en zelf­ver­trouwen waartoe ouden in terug­zien kunnen helpen in hun otium (vrij­heid), terwijl middel­baren in hun nego­tium (bezig­heid) daar­voor minder aandacht kunnen hebben. Daarbij voegt zich nog iets anders. Zou het zich bij elkaar geborgen voelen niet veelal een gene­ratie over­slaan? Klein­kin­deren bij groot­ou­ders, het leven nog verwach­tend en van het leven afscheid nemend? Uiter­sten die elkaar raken, de gene­ratie van inves­teren en aanschaffen tegen­over de gene­ratie van los laten en afschaffen.

'Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hun tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven.' Levens­wijs­heid van Prediker (3,1-2.4):

'Een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.'