LUISTEREN

31 X 2021

Aan spreken gaat luis­teren vooraf. Elk spreken begint met luisteren.

Zouden we meer luis­teren in plaats van meteen aanvangen met spreken, de ander zou meer ruimte krijgen en de wereld zou er beter uitzien.

We zouden niet het spreken moeten onder­breken om te zwijgen, neen omge­keerd: we zouden het zwijgen slechts moeten onder­breken om te spreken. En dat vanzelf­spre­kend na eerst te hebben nagedacht.

In de lezingen van deze zondag worden wij opge­roepen te luis­teren. Luis­teren houdt in zich te openen -- jegens elkaar en jegens God. Luis­teren bete­kent aandacht geven, de ander nabij zijn, de ander achten, de ander de moeite waard vinden, zich onder­ge­schikt maken aan de ander in het luis­teren en zo de ander belang­rijker vinden dan zich­zelf en dat geldt meer nog voor de grote Ander, God Die ons door middel van onze ouders het leven heeft gegund en gegeven als geschenk, geschapen als wij zijn naar Gods beeld en gelij­kenis om de wereld te beheren, de natuur te ontginnen, al wat wij aanraken met zorg te beje­genen en te bewaren ten behoeve van alle mensen die na ons komen.

'Luister Israel, volbreng de geboden, voor­schriften en bepa­lingen die God u oplegt en toon op die wijze uw aanhan­ke­lijk­heid jegens Hem.' (Cf. Dt 6,1-3)

'Luister Israel, de Heer is onze God, de Heer alleen. Bemin de Heer uw God met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw krachten. Prent Zijn geboden in uw hart. Bind die als teken op uw hand en  als band op uw hoofd. Leef daar­naar alle dagen van uw leven. Dat maakt geheel uw geluk uit en geeft de zin aan uw leven.' (Cf. Dt 6,4-9)

Geluk is de van zich­zelf afwij­zende liefde. Levenszin wortelt zich in levens­doel, zoals de geschapen natuur al leert. Geen mens bestaat bij toeval. Elke mens valt het leven toe om het zinvol te leven.

'Wat is het eerste gebod', vraagt een Schrift­ge­leerde aan Jesus (cf. Mc 12,28-33). En Jesus haalt de tekst aan uit Deutero­no­mium (6,4-5) die Moses eertijds het volk had voor­ge­houden: 'Luister Israel, de Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand en geheel uw kracht.' En Jesus voegt daaraan deze tekst uit Levi­ticus (19,18) toe: 'Bemin uw naaste als uzelf' en besluit: 'Geen ander gebod is voor­namer dan deze twee.' (Mc 12,31)

Luister naar God, luister naar elkaar. Open u voor God, open u voor elkaar.

'In de liefde tot God en tot de naaste ontspringt de bron van het geluk waartoe wij allen zijn geschapen. Deze twee geboden zijn het richt­snoer van ons leven. Zo leert ons Gods wijs­heid.' (Cf. openingsgebed)

Het eerste en het tweede gebod zijn gelijk maar wel in deze volg­orde. Het eerste blijft het eerste en het tweede blijft het tweede. Samen maken zij het kruis­teken. De verti­cale balk maakt eerste de hori­zon­tale balk moge­lijk. God beminnen en de naaste niet beminnen is onmo­ge­lijk. De naaste wel beminnen en God niet is evenmin onmo­ge­lijk. Of toch wel? Wie zijn naaste werke­lijk bemint en naar hem luis­tert, die bemint ook God en luis­tert naar Hem. Toch is het rijk en wijs God niet alleen in de ogen van de naaste aan te treffen en een vonk van Hem in ons zelf. Juist God als de Schepper, als de Albe­heerser, als de Heer van Wie we onher­roe­pe­lijk afhan­ke­lijk zijn is de Trooster, aan Wie we ons toever­trouwen in aanhan­ke­lijk­heid, omdat Hij boven ons wil zijn, naar ons luis­tert en in eeuwig­heid blijft.