JUBILEUM CONCILIE EN DE LITURGIE (I)

11 X 2022

I

Vandaag zestig jaar geleden heeft paus Joannes XXIII het Tweede Vati­caans geopend. Om dat te gedenken cele­breerde vanmiddag paus Fran­ciscus een ponti­fi­cale Hoogmis in de Petrus-basi­liek, toen­der­tijd concilie-verga­derhal, met tal van kardi­nalen, bisschoppen, pries­ters en verte­gen­woor­di­gers van chris­tenen buiten de Moeder­kerk -- precies zoals toen, alleen minder in getal en met een minder lange processie.

Voor het eerst in de geschie­denis een concilie, bijeen­ge­roepen om over de Kerk zelf na te denken over eigen wezen en zending. Zo paus Bergo­glio in zijn preek. Maar gaan wij in de Kerk werke­lijk van God uit of veeleer van onszelf? Noch het progres­sisme, dat zich aanpast aan de wereld, noch het tradi­ti­o­na­lisme, dat om een verloren wereld treurt, getuigt van liefde maar van ontrouw. Bij beide -ismen gaat het om zich­zelf. Het concilie herin­nert ons eraan, aldus Fran­ciscus verder, dat de Kerk naar het beeld van de Drie­vul­dig­heid gemeen­schap is -- volk Gods, lichaam van Christus, levende tempel van de Heilige Geest. De Duivel evenwel probeert het onkruid van de splij­ting te zaaien. Hoe vaak wil men liever aanhanger van de eigen groe­pe­ring zijn dan dienaar van allen -- progres­sieven en conser­va­tieven in plaats van broe­ders en zusters? Laten we de pola­ri­se­ringen over­winnen en de gemeen­schap bewaren.

De Heer bevrijde ons van de aanma­ti­ging van zelf­ge­noeg­zaam­heid en de menta­li­teit van wereld­lijke criti­se­ring. Heer, bevrijd ons van de duivelse sluw­heid die pola­ri­se­ringen zijn.

Wijze waar­schu­wingen. Ener­zijds ligt een derge­lijke bede om naar eenheid te streven in de lijn van verwach­ting, ander­zijds brengt die bij mij mate van verba­zing teweeg. Zou de huidige paus na bijna tien jaar ponti­fi­caat bij de voor­be­rei­ding van zijn jubi­leum-preek zich­zelf ook hebben onder­zocht met betrek­king tot even­tueel deel­nemen aan pola­ri­se­ring? Een te stellen vraag.

Na de euforie over het concilie (1962-1965) ging het in de eerste jaren nadien minder over de concilie-docu­menten maar meer over de geest van de Kerk­ver­ga­de­ring. En aange­zien zo'n geest op velerlei wijze kan worden opgevat, bleef de verwar­ring niet uit. In Neder­land volgde spon­taan een tweede beel­den­storm in de menta­li­teit van zich­zelf weggooien. Het Pasto­raal Concilie in Noord­wij­ker­hout (1966-1970) luidde het verval van de katho­lieke Kerk verder in.  Juist nu verdient de ontwik­ke­ling van die jaren in Neder­land de aandacht in het licht van de Syno­dale Weg die momen­teel in Duits­land wordt bewan­deld in verge­lijk­bare pola­ri­se­ringen. Over de Neder­landse omstan­dig­heid nadenken zou leren van de geschie­denis in Duits­land kunnen heten.

Het ponti­fi­caat van Joannes Paulus II (1978-2005) met in het verlengde daarvan dat van Bene­dictus XVI (2005-2013) zorgde voor herstruc­tu­re­ring van de Kerk. De rust keerde terug en de duide­lijk­heid omtrent de bedoe­ling van het Tweede Vati­caans Concilie begon terrein te winnen, ofschoon de receptie daarvan nog steeds gaande is. Door­ge­drongen is klaar­blij­ke­lijk wel dat het ene concilie nooit een breuk kan zijn  met vorige conci­lies. Elke Kerk­ver­ga­de­ring  zet in voort­gang op eerdere conci­lies eigen accenten in conti­nu­ï­teit, zoals elk ponti­fi­caat eigen profi­le­ringen kent -- ook in conti­nu­ï­teit met eerdere.

II

Sommige concilie-docu­menten lijken verder gere­ci­pi­ëerd dan andere. Enkele dragen al vrucht en bevor­deren het bij de tijd brengen van de Kerk in blij­vende verbin­ding met de geschie­denis. In het oog springen -- ook buiten de Moeder­kerk -- de decreten over de Oosterse Kerken (OE) en over deel­ne­ming aan de Oeku­me­ni­sche Bewe­ging (UR). Verder de verkla­ringen over de houding van de Kerk ten aanzien van de niet-chris­te­lijke gods­dien­sten (NA) en over de gods­dienst­vrij­heid (DH).

Binnen de Kerk blijkt telkens de rijkdom van de dogma­ti­sche consti­tutie over de Kerk (LG) en de dogma­ti­sche consti­tutie over de godde­lijke Open­ba­ring (DV) die beide verdie­ping te weeg brengen.

Worden deze twee consti­tu­ties terstond verbonden met de namen van de beide vorige pausen, bij de pasto­rale consti­tutie over de Kerk in de wereld van deze tijd (GS) past wellicht het meest die van de huidige paus die verre­gaand barm­har­tig­heid en bestrij­ding van armoede tot speer­punt van beleid heeft gekozen.

Terwijl de verwer­king van weer andere docu­menten nog gaande is, zoals die over missie van de Kerk, roeping van de leek,  chris­te­lijke opvoe­ding, ambten in de Kerk, brengt de consti­tutie over de heilige liturgie (SC) -- het eerste (al in 1963) door Paulus VI afge­kon­digd -- altijd weer onte­vre­den­heid en onrust, span­ning en over en weer van leer trekken. En dat is vooral de laatste jaren weer eens het geval, waarbij paus Fran­ciscus zelf zich niet onbe­tuigd laat.

Toch was het liturgie-docu­ment als eerste gepro­mul­geerd, omdat daar­over onder de concilie-vaders spoedig over­een­stem­ming bestond en dus beslist geen revo­lutie zou kunnen volgen. Aldus Joseph Ratzinger in zijn herin­ne­ringen van 1997 (Aus meinem Leben 103-106). De hervor­ming van de liturgie op grond van de Litur­gi­sche Bewe­ging, door Pius X en Pius XII gesteund en bevor­derd, zou eenvou­digweg voort­gaan vanuit de stel­ling om terug te keren naar de oude Romeinse liturgie mét de actieve deel­name daaraan door het volk.

De consti­tutie zelf (Sacro­sanctum Conci­lium) als tekst is daarom niet de kwestie, maar de wijze waarop groepen meteen daarmee aan de slag zijn gegaan en zelfs soms de eigen inter­pre­tatie tot ideo­logie hebben verheven.

Is de litur­gie­her­vor­ming gewij­zigd, zoals de vaderen die beoogd hadden, of is in die trans­for­matie het sacrale te zeer verdwenen? Wordt in de huidige vorm voldoende ruimte gelaten naast God temidden van ons voor God boven is? Dat is mijns inziens de gouden twist­appel die niet gewonnen wordt door verboden maar door verdraagzaamheid.

(wordt vervolgd)