FRIEZENKERK
30 XI 2020
De tijd van de Advent is aangebroken en corona is na een zomerpauze al weer weken onder ons. De rust in Rome is des daags en des nachts weer teruggekeerd en het groen van de natuur heeft opnieuw, en naar het lijkt met meer overwicht, bezit genomen van de Stad. Piazza Navona is groener dan in het voorjaar, Via della Conciliazione en andere straten bij het Vaticaan tonen hoe de natuur terugverovert waar de mens nalaat te wieden. Dat geldt ook de tot het Vaticaan behorende kerk, toegewijd aan de aartsengel Michael met als tweede patroon de tamelijk onbekende bisschop Magnus.
Met het gezicht gewend naar de Petrusbasiliek vlak voor het Petrusplein te betreden blikt de pelgrim of de toerist naar links en ziet daar een hoge trap -- beneden afgesloten door een hoog hek en bovenaan nog eens door een ander hek. Beide zijn overigens af en toe, stellig op zondagmorgen ontsloten. Wie de trap heeft beklommen en door het tweede hek gaat, neemt een klein maar aangenaam plein waar, omzoomd door boompjes in aarden potten met her en der een bankje van travertijn, van dezelfde steen als de voorgevel van het bescheiden bedehuis dat zich te linker zijde verheft. Dit is de plaats waar in een ver, werkelijk ver verleden pelgrims, afkomstig van de kusten aan Het Kanaal, Noordzee en Oostzee een onderkomen vonden in de nabijheid van het graf van de eerste van de apostelen, op wie Jesus als rots de Kerk heeft gebouwd. En vastgesteld moet worden dat tot heden -- ondanks het binnendringen van Satan in het lichaam van Christus, dat de Kerk is, de poorten van de hel haar, de Kerk, niet hebben overmeesterd. Nog niet? Zal Jesus, wanneer HIj terugkeert op aarde nog een gelovige vinden (cf Lc 18,8)? Wij vertrouwen erop.
Die kustbewoners heetten toendertijd Friezen, de volkeren levend van Duinkerken tot Dantzig of ten minste van Brugge tot Bremen. Vlamingen zijn dus evenzeer van de partij als Duitsers en uiteraard Nederlanders van Zeeland tot Groningen. Met de provincie Friesland heeft de Friezenkerk dus ook van doen maar op een meer bescheiden wijze dan Friezen van de Elf-Steden-Tocht en dergelijke zouden kunnen vermoeden.
De Friezenkerk refereert niet aan dat gedeelte van het vaderland zonder meer, hoe trots Nederlandse Friezen met taal en gewoonten dat ook door de naamdraging van de kerk zou kunnen opvatten. Utrechters, Twentenaren, Gelderlanders, Hollanders, hoe verwaand ook, ja zelfs Limburgers en Brabanders hebben niet minder recht op dit vooral Nederlands-talige bedehuis bij Petrus' graf in Rome.
Meer nog dan de dagen zijn de avonden na de verplichte klok van tien uur van een voorname, ingetogen, hooggestemde stilte. Stilte als muziek, de eeuwigheid uitnodigend de tijdelijkheid nu en mettertijd de les te lezen. De nacht zelf is op deze wijze alleen genade. Aldus alleen in voorstelling belevend. Want dan mogen we niet naar buiten. Dat mag pas weer om vijf uur in de ochtend.
De Eeuwige Stad zonder het korte-broeken-toerisme van lieden die menen dat in het zuiden van Europa altijd alleen vacantiekleding past, zonder haastige camera's op omvangrijke welvaartsbuiken, zonder voortdurende gevreet op straat, maar ook zonder snelle verkopers in zelfde straten, zakkenrollers, van zichzelf zekere bedelaars en te veel echte, veelal verborgen armoedzaaiers.
Meeuwen en ratten en duiven blijken hier zelf weer, zoals in het voorjaar, wat te moeten doen voor hun kost.
Genieting van de rust en de stilte en al het toch al overbodige en overtollige maakt niet blind voor al degenen die door eigen omstandigheid niet tot de innerlijkheid van rust en stilte kunnen komen, omdat de dagelijkse boterham in gevaar is. Alle mensen die hun geld verdienen in eethuis en theater, in muziekzaal en (ja, ook daar) kerk. De eenzaamheid onder studenten is toegenomen en bejaarden geraken geheel uit zicht, om te zwijgen van bedelaars en thuislozen die dank zij paus Franciscus de Urbs (Stad) nu juist hadden weten te bereiken maar nu verdwenen lijken.
Nochtans blijft de dagelijkse en vooral nachtelijke stilte in eigen volheid stedelijke lofprijzing van ons schepselen jegens de Schepper. Wij het leem, Hij de boetseerder, wij het werk van Zijn handen (cf. Js 64,7). Eindelijk wat meer deemoed, afgedwongen door corona.
Sinds Allerheiligen bestijg ik de trap naar de Friezenker op hoogtijdagen en zeker elke zondag om onder de bescherming van de aartsengel Michael de Heilige Mis op te dragen en te preken. Pelgrims zijn er niet, in Rome wonende medegelovigen weinig, een enkeling komt en helpt gestalte geven aan de heilige handelingen.