FRIESLAND

4 IX 2021

Bezoek op uitno­di­ging van de Commis­saris van de Koning in het Provin­cie­huis van Leeu­warden. Eerst uitge­steld als gevolg van corona, toen nog eens uitge­steld en ten slotte na hinder­nissen gelukt op donderdag 19 augustus.

De trein vanuit Amsterdam voert mij op tijd naar het noorden. Ik suf en lees en denk en bereik Zwolle. Omroep­be­richt: 'Deze trein kan niet verder rijden. Zo juist is bekend gemaakt dat een schip tegen het spoor­weg­vi­a­duct nabij Meppel is gevaren. Later zullen bussen worden ingezet.' Maar mijn afspraak is om 11.30.  Tele­fo­neren naar het Provin­cie­huis. Tele­fo­neren naar mijn vriendin aan het Wad, die mij als Neder­landse toever­laat qua eigen website en qua eigen secre­ta­riaat ter zijde staat, wat nu het best te doen? Zij nadert reeds de Friese hoofd­stad. Want geza­men­lijk zouden we bij de Commis­saris de middag­maal­tijd gebruiken. Ik reis alvast verder naar Hooge­veen en daar een uur wach­tend zie ik haar auto­mo­biel de restau­ratie van het station naderen. Wat ben ik ver van huis, ver van Amsterdam en 's-Herto­gen­bosch en Maas­tricht en Rome en zelfs van de stad Groningen.

Wij bereiken ander­half uur te laat, om 13.00, het werk­on­der­komen van de Commis­saris. In zijn hoffe­lijk­heid wacht hij ons beneden aan de voor­name voor­deur op. Wij schrijden met hem over de monu­men­tale trap naar boven en worden ontvangen in de zaal waar gewoon­lijk de Gede­pu­teerden verga­deren. Wij zijn nu gevieren: de Commis­saris en zijn Kabi­nets­chef voor publieke aange­le­gen­heden en wij getweeën, de te laat aangekomenen.

De uitno­di­ging betreft de nieuwe rector van de Frie­zen­kerk. Ik geraak onder de indruk van de in Fries­land kenne­lijke belang­rijk­heid van de rector, op 9 september 2020 per decreet benoemd door de Vicaris van de stad Rome.

Wij bevinden ons in een film­ta­fe­reel. Vier lieden aan een immense tafel, drie keer de nood­za­ke­lijke ander­halve corona-meter van elkaar gezeten. Terstond na opening van de ontmoe­ting bericht de Commis­saris dat hij door onze te late komst -- ander­half uur vertra­ging -- nog slechts een half uur tijd voor ons heeft. Een volgende afspraak wacht weldra en de Commis­saris moet zich daar­voor nog verkleden.

Aldus komen wij terstond ter zake. Dat wil zeggen de Commis­saris; want ik behoef slechts te luis­teren. 'Natuur­lijk willen ook wij', zo reageer ik, 'Titus Brandsma, de Fries uit Bols­ward die wellicht spoedig wordt heilig verklaard, ook in de Frie­zen­kerk eren en aan de festi­vi­teiten bij die gele­gen­heid mede gestalte geven.'

Nog enige andere zaken van Fries­land kwamen in weder­ke­rige achting ter sprake en in blijken van nabij­heid jegens de Frie­zen­kerk van de zijde van de Commissaris.

Daarmee eindigde de audientie die nog maar net had aange­vangen. De  Chef van het Kabinet zou nu de verdere honneurs waar­nemen. En zo is geschied.

Wij bekeken de pas geres­tau­reerde Staten­zaal, in neo-goti­sche stijl gebouwd. Wij beluis­terden dat in totaal zestig 'Fries­landen' bestaan. 'Hoe zo "Fries­landen"', vraag ik. 'Daarmee bedoelen wij 'taal-uniforme regio's'.

'Die hebben dus niet direct iets met de provincie Fries­land zelf te maken behou­dens dan  dat het ook hier gaat om een "taal-uniforme regio".'

'Waarom bena­drukt Fries­land zo sterk de eigen taal', probeer ik nader, 'Limburg bij voor­beeld doet dat veel minder'.

'Limburgs is een dialect, maar Fries is een taal', leer ik nu. 'Fries is de tweede rijkstaal.'

'Dat heb ik mij als Brabander nooit zo gere­a­li­seerd', poog ik mijn onno­zel­heid te bedekken. 'We hebben een bijzon­dere verbin­ding met Fulda', beluister ik nader. Maar nu kan ik eens te hulp schieten. 'Boni­fa­tius is toch in 754 bij Dokkum vermoord en in Fulda begraven?'

Om redenen van welle­vend­heid rep ik mijner­zijds in de gehele ontmoe­ting niet erover dat in de vroege Middel­eeuwen de kust­be­wo­ners alle­maal 'Friezen' heetten, levend van Duin­kerken tot Dantzig dan wel van Brugge tot Bremen. Naar hen allen is de Frie­zen­kerk vernoemd, niet alleen naar de bewo­ners van de huidige provincie Friesland.

Hele­maal niet verklap ik dat bij mijn aantreden èn de Neder­landse vlag èn de Friese vlag uit het bede­huis zijn verwij­derd. Waarom? Een katho­lieke kerk behoeft geen nati­o­nale of provin­ciale vlaggen. Wij vormen welis­waar een locale Kerk maar altijd als deel van de Wereld­kerk en juist Rome herin­nert ons daaraan en troost ons daarmee.

Pelgrims en toeristen uit het vader­land komen hier de graven van Petrus en Paulus (?) bezoeken en kennis maken met de Moeder­kerk die ondanks geschon­den­heid Moeder blijft. Pelgrims en toeristen komen hier in de gezochte eenheid van alle chris­tenen in een eigen bede­huis waar zij zich thuis kunnen weten, zoals eertijds de Friezen in de vroege Middel­eeuwen en nu opnieuw sedert 1989.

Bezoe­kers treffen in de kerk, toege­wijd aan de aarts­engel Michael en bisschop Magnus, de viering van de Eucha­ristie -- meest­tijds, niet altijd, in de eigen Neder­landse taal die wij delen met de Vlamingen.

Eenieder -- vanwaar ook gekomen (dus ook de niet Neder­lands­ta­lige) vindt elke zondag­morgen de poort van de Frie­zen­kerk in Rome geopend. Vandaar dat het Latijn, als eenheids­taal van de Kerk, niet bij voor­baat wordt uitgesloten.