DANTE ALIGHIERI (IV)

19 VI 2021

In het midden-gedeelte van zijn Dante-ency­cliek toont paus Fran­ciscus het meest zich­zelf in de lessen die hij aan de hand van het leven van de sommo Poeta geeft. [Dante Alig­hieri III]

Naar eigen inzicht onver­diend verbannen uit Florence in 1302 blijft Dante -- 'Floren­tijn van geboorte, niet van manieren' -- verlangen naar zijn geboor­te­stad waar­heen hij nooit meer zou terug­keren. Vervuld van heimwee wordt hij een zwerver, een pelgrim, wiens levens­gang over­drach­te­lijk die van elke mens wordt. Wat uiter­lijk is gebeurd wordt verin­ner­lijkt tot het immer onderweg zijn als mense­lijke omstan­dig­heid (conditio humana) -- totdat de ziel haar doel bereikt in de aanschou­wing van de Liefde Zelf, van God.

In de balling­schap tot zijn dood in 1321 verwer­ke­lijkt Dante's  leven zich niet meer door poli­tiek en macht maar door de kunst van het woord die aan alle mensen is gericht. Het levens­doel wordt elke levende  in dit leven uit zijn toestand van ellende  en verne­de­ring te bevrijden en te bege­leiden naar die van het geluk -- èn als levens­ver­vul­ling op aarde èn als eeuwige geluk­za­lig­heid in God. Van dit moedige levens­pro­gramma getuigt Dante als profeet van de hoop die niet schuwt gelo­vigen, maar ook pausen aan te klagen en te kriti­seren, wanneer die hun trouw aan Christus verraden en de Kerk maken tot instru­ment van eigen belangen.

Welis­waar banne­ling en pelgrim, maar sterk geworden door de diepe en innige gewaar­wor­ding van zijn visioen in de diepte van de hel en in de hoogte van de hemel, biedt de dichter zich  aan als heraut van een nieuw bestaan en als profeet van een nieuwe mens­heid die reik­halst naar vrede en geluk.

Dante begrijpt wat in de diepte van het mense­lijke hart omgaat en is in staat, zelfs in de erbar­me­lijkste en zonder­lingste figuren, een vonk van verlangen naar geluk en levens­ver­vul­ling  te bespeuren. Vanuit zijn eigen persoon­lijke situ­atie wordt de dichter tot de verklaarder van de nostalgie die alle mensen eigen is. Hij leert de weg zo lang voort te gaan tot het uitein­de­lijke doel is bereikt, de waar­heid gevonden en het antwoord op de vragen over ons  bestaan gegeven. Ja, totdat het hart -- naar Augus­tinus -- rust en vrede vindt in God. Ons hoogste verlangen is immers de terug­keer naar onze oorsprong. En omdat God de oorsprong van onze is ziel is, wil zij bovenal naar Hem terug­keren. Aldus is Dante de dichter van het mense­lijke verlangen -- ook in de wil zich te veran­deren, te bekeren.

De weg die Dante wijst is echt moge­lijk. Iedereen kan zich daarbij aansluiten; want God is barm­hartig, schenkt altijd de moge­lijk­heid zich­zelf terug te vinden en de weg naar het geluk te heront­dekken. De mens kan door zijn vrije wil altijd  kiezen welke weg hij wil gaan. Dat is tevens de genade van Gods onein­dige barm­har­tig­heid. Maar de vrij­heid is geen doel op zich . Zij is het steeds verder opstijgen van de ziel naar God. Verlangen naar Hem wordt bidden, smeken, zingen. En dat langs de weg die Dante gaat, zoals de liturgie aan de uren en de getijden ritme verleent.

In elke schrif­tuur portret­teert de schrijver ook zich­zelf, ook wanneer zo'n schrif­tuur in opdracht door een ander zou worden geschreven.

In de ency­cliek Candor Lucis Aeternae (Glans van het Eeuwige Licht) noemt paus Bergo­glio Dante wellicht het liefst  -- over­een­kom­stig een speer­punt van zijn  ponti­fi­caat -- de dichter van (het verlangen naar) Gods barm­har­tig­heid (waar het werke­lijke geluk aanvangt).