DANTE ALIGHIERI (III)

28 IV 2021

Candor Lucis Aeternae (Glans van het Eeuwige Licht), openings­woorden van paus Fran­ciscus' ency­cliek bij gele­gen­heid van de zeven­hon­derdste sterfdag van Dante, in het licht gegeven op 25 maart 2021, negen maanden voor de viering van Christus' geboorte. Op de dag dat de summo poeta zijn Commedia doet aanvangen op de eerste dag van het nieuwe kalen­der­jaar naar de tijds­re­ke­ning van toen, een dag in de lente die op natuur­lijke wijze in verbin­ding werd gedacht met de schep­ping door God volgens Genesis en de nieuwe schep­ping door Christus in de door Hem geschiede Verlossing.

Het is de dag waarop de Kerk viert dat de Glans van het Eeuwige Licht (God de Vader) door de Heilige Geest mens wordt in de schoot van de Maagd Maria. De Glans immers is de Zoon, de eerste Licht­straal, de Morgen­ster, het Woord.

Paus Bergo­glio noemt Dante in zijn apos­to­lisch schrijven terstond 'profeet van hoop en getuige van dorst naar onein­dig­heid dat eigen is aan het mense­lijke hart'.

Bestaat het verlangen naar het onein­dige nog altijd bij elke mens? Ik durf het mij af te vragen. Zelfs in het diepst van menig hart moge­lijk niet of niet meer. 'Klaar met leven' lijkt meer aan te spreken -- althans in het Westen. Onein­dig­heid is zo einde­loos en past weinig bij de verwende mens die, vermoeid van werken en genieten, eerder rust zoekt in verge­tel­heid en in niet meer verder bestaan dan in verlangen naar voort­leven. Zulks heeft niet alleen van doen met de wegeb­bing van het geloof in de persoon­lijke God, niet alleen met de meer bekend geworden zondig­heid van de gewijde knechten van de Kerk, maar ook met het volledig weg gera­kende benul van meta­fy­sica, als zou niet langer alle filo­sofie van het Westen voet­noten zijn bij het denken van Plato.

Fran­ciscus spreekt over dorst. En de dorst naar onein­dig­heid voert onmid­del­lijk naar de vraag omtrent de zin van het leven. Is er geen eeuwig­heid, dan blijft even­goed de vraag naar de levenszin. En zinzoe­king voert naar de vraag van de gerech­tig­heid die zich wortelt in de liefde -- zowel eeuwig als tijde­lijk. En veref­fe­ning van de tranen in het onder­maanse moet geschieden om de zin van het leven op het spoor te komen. Voorbij aan het geloof of daaraan voor­af­gaand is dat de hoop die eenieder kent die geen genoegen neemt met het toeval­lige -- toeval alsof dat zou bestaan en er geen duiding zou zijn van hetgeen ons toevalt.

De spiegel waarin Dante ons laat kijken is de inner­lijke weg uit het donkere woud door de duis­ternis van de vlam­mende hel, langs de troost van de loute­rende zuive­ring naar de ons in Zich opne­mende God in Zijn eeuwig­heid -- het Licht zelf, de Liefde zelf, dewelke dezelfde zijn in de bele­ving van de dichter Dante en waarom niet in die van ons.

In de opening van zijn vader­lijke geschrift herin­nert Bergo­glio nog eraan dat Dante zelf zijn Commedia het heilige gedicht noemt. Want daarin reikt de hemel de aarde de hand.

De hemel buigt zich naar de aarde, toont ons de verdoemden als waar­schu­wing in de Inferno, leert ons in de Purga­torio de wach­tenden en verlan­genden -- de nog niet met God vere­nigden -- kennen  en bege­leidt ons van daaruit de Para­diso bereiken, nog eens in dieper verlangen onderweg langs andere heiligen naar Maria, de Moeder van God, naar haar Zoon om zich dan zo te verliezen in Christus en aldus in de gemeen­schap van de Drie­vul­dig­heid, de voor ons mensen voor­ge­leefde ideale gemeen­schap onder elkaar.

Het is de lange itine­ra­rium mentis ad Deum -- naar het woord van Bona­ven­tura -- de opgang van de ziel naar God. Het is de gees­te­lijke weg die aanvangt met door God te worden aange­sproken en aange­pakt en die beke­ring vereist, met het niet afla­tende berouw van veel water vergie­tende ogen, de spijt over het begane dat God niet behaagt -- tot ten slotte de door God aan bege­na­digden geschonken diepste initi­mi­teit met Hem -- huise­lijk uitge­drukt: het klimmen in de boom, die Hij is, door Hem gegund en geslaagd.

De ency­cliek kent mijnent­wege drie delen. Afge­zien van de uiterst korte inlei­ding bestaat de apos­to­li­sche brief voor eenderde uit het herhalen van wat vorige pausen over Dante hebben geschreven vanaf Bene­dictus XV. De brief besluit met een para­fra­se­ring volgens mij van het opgaan van de hemel naar de hoogste hemel bij Dante -- met bijzon­dere aandacht voor Fran­ciscus, de gekozen naam­gever door de huidige pontifex.

Het midden-gedeelte beschouw ik als de kern van dit pause­lijke schrijven.

(Daar­over later eens.)