CORONA IN HUIS
15 XII 2020
Eergisteren heeft corona haar intrede gedaan in ons Romeinse priesterhuis van Santa Maria dell'Anima.
Eén van de medebroeders voelde zich onwel, liet zich testen en bleek 'positief'. Gisteren lieten sommige anderen zich zekerheidshalve testen. Ik bleek 'negatief'. Vandaag blijken vijf huisgenoten besmet -- mannen van dertig tot midden veertig -- allemaal nu op eigen kamer in quarantaine.
Het samenwonen is meteen anders geworden.
Is de eigen neus bij ontwaken verstopt -- corona? Een weinig moe of kuchend -- corona? De dood in aantocht vermoedend -- corona?
Kwestie van tellen van zegeningen en nog resterende dagen te leven, meer niet -- of toch?
Elkaar nabij, zoals in het voorjaar bij de eerste opgeslotenheid, is nu andere nabijheid. Maar verder zonder zorgen, althans hier in huis, binnen.
Buiten wordt armoede zichtbaar. In dit jaargetijde, waarin het grijs het blauw van de lucht terugdringt en het meer regent, valt het grauw van de Stad meer op -- het vuil op de slecht onderhouden straten, de verveloze gevels. Daarbij voegen zich dit jaar de winkelpuien dichtgeplakt of leeg, verlaten wegens de achteruit hollende ekonomie, nu toeristen niet kunnen komen. Nevenverschijnsel daarvan is dat bedelaars elders zijn. Wordt iemand, die als geestelijke gekleed is, gewoonlijk bijna belaagd door bedelaars dan wel dringend en aanhoudend aangesproken, momenteel tonen zij zich amper hier in de binnenstad.
Terwijl de vijf medebroeders in huis nog onzichtbaar zijn in strikte afzondering op hun kamer, worden de virus-maatregelen met het naderen van Kerstmis en Nieuwjaar strenger. In Italië blijft de avondklok en mag niet gereisd worden behoudens binnen de eigen comune. In Duitsland is de lockdown diep zoals inmiddels ook in Nederland.
Alleen wie geen ondernemer is, niet afhankelijk van tijdelijk werk en dus inkomsten, niet op straat leeft of als bedelaar aan de kost moet komen, alleen die kunnen de stilte, de leegte, de rust blijven waarderen. Ik tracht me dat elke dag voor ogen te houden.
'We dreigen onze ziel te verliezen', tekent een vaderlandse krant op uit de mond van een politicus. Zou het? Krijgen we niet juist de gelegenheid onze ziel te winnen? We herontdekken een ziel te hebben en pas samen met een lijf mens te zijn.
In die herontdekking worden we ons te meer gewaar sociale wezens te zijn. Het doorgedreven driewerf 'ik alleen' blijkt meer begrensd dan vermoed. En we missen de ander, precies nu contacten van gezicht tot gezicht beperkt zijn.
Het is de uitgelezen tijd na te denken over een natie als samen-leving en tevens terug te keren naar het gezin als hoeksteen van een maatschappij, waarin meteen immigranten ten beste worden opgenomen en geïntegreerd. Het is ook de tijd om het debat te bevorderen, of het niet toch een schrander plan is voor meisjes en jongens de dienstplicht her in te voeren. Dat doet jonge mensen scholen in omzien naar elkaar en leren dat in het leven ten slotte dienstbaarheid aan elkaar de kern is.
Eertijds werden verzorgingshuizen voor bejaarden als opbergruimten beschouwd en het marktdenken deed de deuren van die gezamenlijke onderkomens dicht als te duur. In een nu door corona ontluikend benul dat we toch echt sociale wezens zijn, zou het passend zijn verzorgingshuizen her op te richten als plaatsen van geborgenheid van oude mensen die alleen zijn en vaak eenzaam. Alleen is alleen. Voor velen is dat gemis van anderen.