BEDELEN IN ROME

25 II 2021

Niet alleen in de buiten­wijken, ook in het centrum  van Rome wordt de armoede meer zicht­baar. Steeds meer winkels en eethuizen zijn leeg en verlaten. Het aantal zwer­vers neemt toe. Zij verblijven in zelf gemaakte hutjes of tentjes. Een aantal concen­treert  zich aan het begin van de Borgo Santo Spirito bij het monu­men­tale hospi­taal dat momen­teel leeg staat. Vanaf de andere kant van de Tiber is die straat de kortste om bij de Frie­zen­kerk te komen, maar meestal kies ik tegen­woordig toch de daaraan parallel gelegen Via della Conci­li­a­zione. Minder confron­te­rend, minder bescha­mend, minder onbe­ha­ge­lijk, veiliger wellicht. Teken van zwak­heid, ik loochen het niet. Maar hoe zich een houding te geven?

De vaste bede­laars in de Stad zijn veel minder op straat dan wanneer hier pelgrims en toeristen zijn. Van deze is het immer ongewis of zij werke­lijk arm zijn of deel uitmaken van een geor­ga­ni­seerde keten. De bede­laars in corona-tijd zijn zwer­vers of thuis­lozen of immi­granten die op zoek, zelfs op jacht zijn naar wat geld om te kunnen leven. 'Ho fame' (Ik heb honger) is een veel voor­ko­mende uiting om de aange­spro­kene enige munten te ontfut­selen. 'Padre, padre, padre' is de meest pijn­lijke smeek­bede die aan het geweten knaagt. Met of zonder boord. Het maakt geen verschil. Onderweg van Piazza Navona naar piazza di San Pietro is dit de werke­lijk­heid van nu. Schaamte blijft eniger mate uit, wanneer de zakken voldoende gevuld zijn met vijftig-euro-cents en euro's.

Het geweten laat zich maar gedeel­te­lijk sussen door te weten dat op punten in de binnen­stad voedsel wordt uitge­deeld, zoals bij Sant'Egidio, de zusters van Moeder Teresa, de zusters onderaan de trap naar de Frie­zen­kerk. Evenmin door van tijd tot tijd geld over te maken aan 'Aiuto alla Chiesa che Soffre' (Kerk in Nood) of een verge­lijk­bare, wereld­lijke organisatie.

De laatste maanden is de wijze van bedelen veran­derd. En die beperkt zich niet tot de straat.

In de Biecht­kapel van Santa Maria dell'Anima meldt zich nu onom­wonden iemand die drin­gend, aanval­lend, zelfs kwaad geld vraagt. Op straat is de agressie van de geld-behoef­tige even­eens vergroot. En ook bij over­rei­king van een munt­stuk van twee-euro houdt de bede­laar aan: 'U hebt geen honger zeker, maar ik wel.'  En: 'Waarom bekom­mert u zich niet om mij.' En dat dermate dwin­gend en opdrin­gend dat de mild­heid neigt te wijken. En het in de schulp kruipen lokt.

Het dilemma zal blijven, zo lang het corona-virus rond­waart en de toeristen-indu­strie uitblijft. De straten van Rome verslonzen. Ook in het centrum wordt vuilnis ten dele opge­haald. Onder­ne­mers sluiten hun bedrijven, tenzij zij zich laten helpen (sic) door de geor­ga­ni­seerde misdaad; want de maffia spint garen bij een drei­gend fail­lis­se­ment. Het staat gewoon in de krant.

Bede­laars vrien­de­lijk groeten en tege­moet treden en met hen een praatje aanknopen -- daarbij moet ik mijn verle­gen­heid keer op keer over­winnen -- derge­lijke beje­ge­ning helpt weinig bij de huidige, verharde bedel-cultuur.

Noch­tans zijn wij onze broe­ders hoeders. En behoort de ene hand niet te weten wat de andere hand geeft. Bidden voor bede­laars is niet toerei­kend. En geloven is ook doen en handelen en verdraagt geen nala­tig­heid. Maar de oplos­sing van dit dilemma weet ik niet.