ADVENT & KERSTTIJD

14 XII 2021

Tijd van Advent en Kerst, aanvang van het nieuwe litur­gi­sche en kerke­lijke jaar van over­we­ging, van nadenken over onszelf en meer dan gewoon­lijk denken aan anderen, van inkeer, van beke­ring, van voor­nemen onszelf meer betrek­ke­lijk en God meer abso­luut te aanvaarden -- Hem Die Zich heeft veroot­moe­digd in Zijn Zoon in te breken in de mens­heids­ge­schie­denis. In Hem heeft Hij Zich geopen­baard --  in Christus is God mens geworden door toedoen van de Heilige Geest uit de maagd Maria.

Tijd van verwach­ting ook, indachtig de komst van Christus toen, Zijn komst nu in de stal van ons hart, Zijn weder­komst metter­tijd, wanneer de tijd niet meer zal zijn.

Tijd van terug­keer en weer als vroeger in te keren tot wat er was en wezen zal, en ons volmaakt te concen­treren op moeder, kribbe, kind en stal -- naar de woorden van de dichter (Jean-Pierre Rawie).

Tijd, over­laden door feesten van verwach­ting en schen­king met Nico­laas op 6 december, de gulle gever, met Maria-Onbe­vlekte-Ontvan­genis op 8 december, keurig negen maanden vóór de Geboorte van Maria op 8 september, met Lucia op 13 december, de marte­lares wier naam (Lucia -- Lux) verwijst naar het te geboren Licht op 25 december -- Eerste Licht uit het Eeuwige Licht, God Zelf, de Morgen­ster. En dit is dan alleen het wachten op de komst des Heren, zoals het begrip 'aankomst' al aangeeft -- de Advent.

En de Kerst­tijd? Al weer zo vele prach­tige feesten die op het hoog­feest van de Verlosser volgen -- de eerste bloed­ge­tuigen van de Waar­heid, het geboren Woord Gods, Step­hanus op 26 december en de Onno­zele Kinderen op 28 december en dan het feest van de Jesus zo nabije leer­ling Joannes op 27 december.

Een rijkdom aan rijkelijkheden.

Met het hoog­feest van de Moeder Gods op Nieuw­jaarsdag -- tot de litur­gie­her­vor­mingen van het Tweede Vati­caans Concilie op deze achtste dag van Christus' geboorte (de octaafdag) de viering van de Besnij­denis des Heren -- wendt zich de Kerst­pe­riode rich­ting de drie open­ba­ringen: de Verschij­ning des Heren (aan de drie Wijzen uit het oosten) op 6 januari, gevolgd door de Doop des Heren, dit jaar op 9 januari -- de derde zondag na Kerstmis en tevens de eerste zondag-door-het-jaar, ten slotte de Brui­loft te Cana -- tegen­woordig alleen in het Lucas­jaar als Evan­gelie te lezen op de tweede zondag-door-het-jaar -- dit jaar op 16 januari. (Eertijds zijn deze drie open­ba­ringen alle­maal samen gevierd op 6 januari.)

Terwijl tegen­woordig met het feest van de Doop des Heren de formele Kerst­tijd wordt besloten, gaat zij infor­meel voor velen nog voort tot 2 februari, de veer­tigste dag na Christus' geboorte, wanneer Hij in de Tempel wordt opge­dragen en Simeon het Kind erkent als het heil voor de volkeren.

Niet elke litur­gie­her­vor­ming blijkt in de prac­tijk zo voor­tref­fe­lijk als in de jaren zestig vanachter de schrijf­tafel bedacht. Wellicht de belang­rijkste drijf­veer destijds wat het litur­gi­sche jaar aangaat is de bena­druk­king van het Triduum Sacrum (lijden, dood, verrij­zenis) vanaf de avond van Witte Donderdag tot en met het hoog­feest van Pasen, het hart van het kerke­lijke jaar. Maar om op te gaan naar Pasen en de dood te over­winnen, moet de Heiland en Verlosser wel eerst geboren worden. Laat het hoog­feest van de Incar­natie, Kerstmis, ten achter staan bij dat van de Opstan­ding, zonder geboorte is lijden, sterven en opstaan eenvou­digweg niet mogelijk.